Biographisch anthologisch en critisch woordenboek der Nederduitsche dichters. Deel 2 CAB-GYZ
(1822)–P.G. Witsen Geysbeek– Auteursrechtvrij
[pagina 30]
| |
tiende eeuw, althans hij heeft uitgegeven De Ongemaskerde liefde des Hemels, Antw. 1686 , Den Boeck van het stervende leven der menschen, ald. 1689, en Zedige Sinnebeelden getrokken uyt den ongeschreven boeck van den aerd der schepselen, ald. 1690. Alle drie deze werkjes zijn van stichtelijken inhoud, in afwisselend rijm en proza, en met platen versierd. Hooge dichterlijke vlugt of sierlijke welsprekendheid moet men in dezelven niet zoeken; echter hebben zij hunne verdienste, en ademen warme godvrucht, liefde en vrede. Men oordeele door welk een' geest deze goedhartige monnik gedreven werd, en die zich genoegzaam op elke bladzijde zijner werkjes verkondigt, uit deze regels, die wij metgenoegen afschrijven: De liefde die is soeten wilt haer leedt niet vreken,
Diemet goedt-hertigheydt bedeckt, al de gebreken,
Van haeren even-mensch, sy soeckt geen eygen baet,
Sy is niet nijdich, trots, oft spijtigh van gelaet.
Sy wilt geen weerdicheydt van hoogen staet betrachten,
Sy wordt niet opgehist tot gramschap in gedachten,
Sy denckt geen quaet, noch sy in on-recht sich verheught;
Maer nemt al haer genoegh in waerheydt van de deught,
Sy is van goeden aerdt, om alles te verdraegen,
Sy hopt, verwacht, gelooft, en niemandt sal sy claegen.
Wie sou de liefde niet dan toe-genegen zijn,
Die 't hert soo seer verblijdt, en loft uyt droefheyts pijn?
Daer liefd' en vrindtschap is by onder-linge vrinden,
Daer laet sich Godt oock by, met rust en soetheydt vinden,
| |
[pagina 31]
| |
Daer Godt is, is de vreught des hemels voor een deel;
Beminde maer, en daer naer, ghy krijghtse in 't geheel:
Soo konnen wy ons hier, door lieffelijck genoegen.
Als inde voor-sael van den Hemel selver voegen
Ga naar voetnoot1.
De Heer willems geeft ook een uittreksel Ga naar voetnoot2 uit ditzelfde werkje, dat wij insgelijks ter mededeeling hadden aangeteekend, doch nu weglaten. |