Biographisch anthologisch en critisch woordenboek der Nederduitsche dichters. Deel 1 ABE-BYN
(1821)–P.G. Witsen Geysbeek– Auteursrechtvrij[Jan de Brune, of Brunaeus]Brune (Jan de), of Brunaeus, is de dichter van eene verzameling, veirzjes getiteld, te Amsterdam in 1639 gedrukt, en naderhand gevoegd achter den herdruk in 8vo van zijn' uitmuntenden Wetsteen der Vernuften en zijn Jok en Ernst, onder den titel van Alle Volgeestige Werken van jan de brune, de jonge, in 1668 te Harlingen uitgegeven. Het boekje bevat regt lieve geestige stukjes; hoe Anacreontisch is, bij voorbeeld, het volgende: 'k Lagh zieltogend' uytgestreckt,
En bedeckt
Met een wolck des doods mijn ooge.
't Scheen mijn ziele sou terstont
Uyt mijn mont
Haer vlucht drijven naer om hooge.
Wanneer Laura tot my schoot
En aenbood
Haere minnelijcke lippen,
Haere lippen daer de bien
Wel toevlien
| |
[pagina 441]
| |
Om daer honich uyt te kippen.
Door de soeticheen, die sy
Doe aen my
Quam door haer gekus te geven
Voelde ick strax dat my weer
Daelde neer
Een nieuw en een minlijck leven.
Aldus sien w'een lamp wiens vyer
Uyt was schier,
En die droef wy zagen quelen,
Zoo men nieuwe oly maer
Giet in haer
Strax haer vlam weer bly zal speelen
Hemel! gunt my dat ick meer
Dus ligh neer.
'k Wil wel dick dus half doot wezen
Indien my maer zoo een mont
Komt terstont
Door haer honich te genezen
Ga naar voetnoot1.
|
|