Biographisch anthologisch en critisch woordenboek der Nederduitsche dichters. Deel 1 ABE-BYN
(1821)–P.G. Witsen Geysbeek– Auteursrechtvrij[Jan van Belle]Belle (Jan van), schoolmeester te Haarlem, bloeide in de eerste helft der achttiende eeuw, althans hij overleed aldaar in of omstreeks het jaar 1754. Behalven Davids Psalmen, Haarl. 1733 Ga naar voetnoot2; Korte Schets der Nederduitsche Spraakkunst, Ald. 1755 en Zinryke Zinspelingen, Amst. 1756, heeft men van hem nog Korte Wegwyzer ter Spel-, Spraak- en Dichtkunden, Haarl. 1748, inderdaad een curieus stuk, hetwelk onder anderen een aantal declinatiën en conjugatiën op rijm behelst, benevens al wat verder tot de grammatica behoort: een regt dichterlijk onderwerp voorwaar! Om ons zelven en den lezer te verlustigen, zullen wij eenige staaltjes uit dit zonderling werk mededeelen. Ziehier dan vooreerst eene declinatie op rijm: Nom. Het Fransche Pad is te Amsterdam
befaamd.
Gen. Des Franchen Pads uitroeijing is
beraamd.
Dat. Den Franschen Pade is hoog bevel
gezonden.
Acc. Het Fransche Pad heeft de
onderschout verbonden.
Voc. ô Fransche Pad! beruchte
dievennest!
Abl. Van 't Fransche Pad niets goeds,
veel minder 't best
Ga naar voetnoot3.
| |
[pagina 272]
| |
Behalven het Amsterdamsche Fransche Pad heeft deze spel-, spraak- en dichtgids nog vierentwintig andere zelfstandige naamwoorden op rijm gedeclineerd, noemde dezelven - - een vyfentwintig Droomen,
Als Spooken uit myn Herssenpót gekomen,
Of eigenlyk zoveel' voorbeelden van
Naambuigingen
Ga naar voetnoot1
Op deze vijfentwintig droomen of eigenlijke voorbeelden van berijmde naambuigingen, die als spoken uit 's rijmers ‘herssenpót’ kwamen, - volgen twee Hulpwoorden, zyn of weezen,
En hebben, nut 't schryven, spreeken, leezen,
Voor ieder, die door Letterbrillen kykt
En alles aan de Toets der Réde strykt,
Vervólgens zes Tydvoegingen
Ga naar voetnoot2.
Alles even fraai en keurig in vijfvoetige regels berijmd, gelijk ieder die ‘door letterbrillen kijkt,’ en zoo gelukkig is van dit meesterstuk van Spel-, Spraak- en DichtkundeN te bezitten (want het is raar!) van bladz. 50 tot 65 kan naslaan, alwaar men, behalve de opgenoemde behulpzame werkwoorden (van belle noemt ze slechtweg metrisch Hulpwoorden), de bedrijvende werkwoorden heten, | |
[pagina 273]
| |
weven, koopen, sluiten, treden en stelen door alle wijzen en tijden heen op tijm geconjugeerd zal vinden; voor de geenen echter die deze poëtisch-grammaticale curiositeit niet bezitten, en er toch nieuwsgierig naar mogten zijn, zullen wij hier van iedere rijmconjugatie een staaltje mededeelen; ze allen geheel uit te schrijven ware zoo onnoodig als vervelend.
Zyn of Wezen.
Ik ben, is de eerste in 't Tal van drie persoonen.
- - - - - - -
Op dat ik zy, staat de eerste in Byvoegswys .
- - - - - -
Op dat hy zy, de derde in 't Enkelhoudig,
Op dat wy zyn, is de eerste, doch Meervoudig .
- - - - - - -
Ik wenschte dat ik ware wys en wakker. enz.
Hebben.
Ik had, is de eerste in den voorleden' Tyd.
- - - - - - -
't Eerst Meervoud moet wy zouden hebben zeggen.
- - - - - - - -
Ik wenschte dat ik hadde duizend Gulden. enz.
Haten.
Ik haat het kwaade en doe tog zelden goed.
- - - - - -
Gylieden haat, dien, die vals Goud verkoopt.
- - - - - - -
Of heeft ook Gy zult haten in 't geweld
Des tyds die vólgt, Hy zal (als voren)
haaten.
't Meervoudig zegt: Wy zullen haaten 't praaten. enz.
| |
[pagina 274]
| |
Weven.
Hy weeft al meê, doch 't zyn bedorven Linten.
- - - - - - - -
't Aanstaande is: Ik zal weeven als een Brand.
Ten tweede Gy zult weeven Musseband.
- - - - - - -
Ik wenschte dat hy weefde voor de Smoussen.
Ik wenschte dat wy weefden zynde Koussen. enz.
Koopen.
Hy koopt geen kat, maar eenen krolsen Kater.
Gylieden koopt een boutje van het Kalf.
Zy koopen voor een' stuiver Luizenzalf.
- - - - - - -
Gy-lieden kógt een Mandtje lange Pypen.
Toekomend: Ik zal koopen Turf en Hout. enz.
Sluiten.
Hy sluit zyn' Mond, om niets onnuts te spreeken.
Wy sluiten 't Slot, dat niemant op kan steeken.
- - - - - - -
Ik wenschte dat zy sloten hun Gemak. enz.
Treden.
Ik treed den Tred, dien nimmer iemant trad.
- - - - - -
Treed zagt, treed zagt, en doe den Bloed geen
zeer.
- - - - - - -
Ik, onvolmaakt, zou treden als te vooren.
Gy, tweede Man, zoudt treden naar behooren. enz
.
| |
[pagina 275]
| |
De rijmconjugatie van het bedrijvend werkwoord Stelen is al te fraai, om dezelve hier niet geheel uit te schrijven.
Ik steel, in 't Stal, daar niet te steelen is.
Gy steelt de Schol, een ander eet de Vis.
Hy steelt den Dief, die 't alles had gestolen.
Wy steelen hem, die 't steelen had bevolen.
Gy lieden steelt al wat gy steelen kunt.
Zy steelen 't Kruis, een ander steelt de Munt.
Ik stal den buit dien Jogchem had gekregen.
Gy Staalt het staal, geschikt tot eenen Degen.
Hy stal de Val, daar nooit een' Muis in was.
Wy Stalen niets uit de openstaande Kas.
Gy-lieden staalt, en egter zonder zonden.
Zy stalen de Eer, die nimmer was geschonden.
Steel, steel, al wie maar Steelen wil.
En dat hy steele, al waar' 't eens Blinden Bril.
Ja Laat ons zelf het nooit Gestoolen steelen.
Steelt, steelt al 't geen wat Mast óf Kiel kan
veelen.
Met, dat, óf, laat zy steelen Goed en
Bloed.
Gebied, voor 't laatst, al wat naar Wetten doet.
Op dat ik steele en ieder 't zyn' laat' houden.
Op dat gy steelt, naar 't Voorbeeld der Alouden.
Op dat hy steele als Faust, die Letterdief.
Meervoud: Op dat wy steelen zyn Gerief.
Op dat gy-liên óf Lieden steelt de
Banden.
En, op dat zy nu steelen, zonder handen.
Toekomend: Ik zal steelen als een Raaf.
Ten tweede: gy zult steelen 't Schurft en 't Gaaf.
| |
[pagina 276]
| |
Ten derde: hy zal steelen als de Funnen.
Wy zullen ook al steelen wat wy kunnen.
Gy-lieden meê zult steelen 't Groen en 't
Geel.
Zy zullen 't voort wel steelen in 't geheel.
Ik, Onvolmaakt, zou steelen voor een' ander.
Gy, Dievenrót! zoudt steelen met
elkander.
Hy, derde, hy zou steelen 't gaarne Ongaar.
Wy zouden 't ook al steelen, hoe 't ook waar'.
Gy-liên óf Lui zoudt steelen om te
stoffen.
Zy zouden zelf wel steelen van de Moffen.
Ik wenste dat ik stale in 't klein en groot.
Ik wenste dat gy staalt een' heele Moot.
Ik wenste dat gy stalet witte Kaazen.
Ik wenste dat wy stalen als de Dwaazen.
Ik wenste dat gy-lieden staalt in 't Stal.
Ik wenste dat zy stalen Muis en Val.
't Woord steelende is, gereegeld, weêr van
Heeden.
Gestolen, 't laatst daarvan, is van 't
Voorleeden.
De lezers, die bij ongeluk deze duidelijke poëtische grammatiek niet regt mogten vatte, worden door wijlen den spel-, spraak- en dichtgeleerden schrijver dus deftig begroet: Voort, Leezers! schort voor u nóg 't meest hieraan,
Of kunt gy dit nóg niet genoeg verstaan,
Doorsnuffelt ook de beste Woordenboeken;
Is 't nóg vergeefs, loopt eeuwig Eekels zoeken
En vult daarmede uw' Pensdarm, om, als 't Zwyn,
Doormest en vet, Knap voor den Balg te zyn
Ga naar voetnoot1.
| |
[pagina 277]
| |
Voor eenige jaren werd de Heer Hazeu door een' boekbeöordeelaar aangemoedigd om het A, B, C te berijmen Ga naar voetnoot1; de schrijver wist zeker niet dat van belle dit reeds gedaan had op de volgende meesterlijke wijze: Men heeft er zes Klinkletters in, die wy
Verbeelden door A, E, O, U, Y.
- - - - -
Nog twee tweemaal zes Meêklinkkers, Bee, Dee,
Gee,
Chee, Ha, Jee, Ka, Pee, Tee, Vee, Wee, Zee;
Hierneffens nog een ander tal van zeste,
Tweeledige, als: effe, elle, emme, enne, erre, esse.
Deze agtien zyn Meêklinkers. - -
C, Q en X zijn enkel basterd klanken
Ga naar voetnoot2.
Dit is zoo fraai, dat de arbeid van den Heer Hazeu gewis overtollig zou worden, bijaldien hij er nog lust toe hadde. |