Biographisch anthologisch en critisch woordenboek der Nederduitsche dichters. Deel 1 ABE-BYN
(1821)–P.G. Witsen Geysbeek– Auteursrechtvrij[Thomas Asselyn]Asselyn (Thomas) Ga naar voetnoot2, die in de laatste helft der zeventiende eeuw bloeide, was, voor zijn' tijd, gansch geen onverdienstelijk dichter. Behalven zes oorspronkelijke treurspelen, als: Op- en Ondergang van Mas-Anjello, 1668. De Groote Kurieen, 1669. Moort tot Luik, 1671. De Dood van de Graven van Egmond en Hoorne, 1685. Juli- | |
[pagina 164]
| |
aan de Medicis, 1691, en de Belegering van Samaria, 1695, en elf overaardige en geestige blijspelen, namelijk Jan Klaasen, of de Gewaande Dienstmaagd, 1683. Het Kraambed van Saartje Jans, 1684. De Stiefmoêr, 1684. Echtscheiding van Jan Klaasen en Saartje Jans, 1685. De Stiefvaêr, 1690. De Schynheilige Vrouw, 1691. Melchior baron de Ossekop, 1691. De Schoorsteenveger door Liefde, 1692, en De Kwakzalver, 1692. De Spilpenning, 1693. Gusman de Alfarache, 1693. Wat nu zijne bovengenoemde treurspelen betreft, zijn wij ver, zeer ver van het met zijn' vriend a. bógaert eens te zijn, die hem dit weidsch compliment wegens zijn' gezamentlijken tooneelarbeid maakte: D'aloudheid roeme op Sophoklessen,
Op Plautussen, Euripidessen,
Menanders, Aristophanessen;
Doch als een half geknakte bloem
Verslenst haar waan en ydle roem,
Wanneer ik haar den Dichter noem,
Die, onafhanklyk van een ander,
Op 't Schouwburg plant den zegestander,
En zoeter boert als eer Menander:
Gy zyt die Dichter, asselyn
Ga naar voetnoot1.
Die treurspelen zijn het opdelven uit de vergetelheid geenszins waardig; maar zijne blijspelen, ja, | |
[pagina 165]
| |
dezen zijn, bij herhaling, tot in onze dagen toe, met genoegen op den Amsterdamschen schouwburg vertoond, vooral zijn Spilpenning, Stiefvaêr en Stiefmoêr, die niet alleen aardig van vinding, naïf, los en vrolijk zijn, maar ook eene levende schilderij voorstellen van het karakter, de zeden, gewoonten en spreekwijzen der Amsterdammers in zijn' tijd. Met volle regt komt hem de naam van Amsterdamschen plautus toe. Het bezoek der drie hannekemaaijers, de vader en broeders der stiefmoêr, is comiek van de echte soort; zoo ook dat de man en vader van de verkwistende Joanna, als Joodsche oude kleerenkopers, en hare moeder, als eene uitdraagster verkleed, met haar komen kwanselen; wij stippen dit slechts aan, maar de geheele zamenstelling, handeling en afloop dezer verdienstelijke blijspelen wordt op de natuurlijkste en eenvoudigste wijze door eene vis comica bewerkt, die in het onderwerp zelf schijnt te liggen. In één woord, onder onze nationale blijspeldichters verdient asselyn eene eervolle plaats. |