Ik zuchtte weer en keek naar de klok.
Het was drie minuten voor twaalven, en ik ging naar het kleine kamertje om mijn wenschje te halen. Het roode sigarenlintje, dat ik er zorgvuldig om had gestrikt, schoof ik er nog even af, en bij het ganglampje las ik voor de zooveelste maal mijn krabbelschrift.
Het was erg koud in de gang, en ik zag mijn adem bij elke lippenbeweging snel wegvlieden, recht voor mij uit, als stoom, die hortend uit een ketel komt.
Ik geloof niet, dat ik heel veel leerde in dat oogenblik, want ik zag de letters maar half, en terwijl ik het eene coupletje repeteerde, keek ik alweer naar het volgende, zoo gejaagd ging het.
Als het al eens twaalf uur was!
Vlug rolde ik het wenschje weer op. En ik kon het niet helpen, dat er een paar ongeneeslijke kreukels in kwamen, toen ik er het lintje weer omdeed.
Ik zag het ternauwernood, hield het rolletje onder mijn boezelaar en ging weer naar binnen.