Uit logeeren
(1903)–Tine van Berken– Auteursrecht onbekend
[pagina 43]
| |
Ze heeft me al zooveel van u verteld, dat ik u, geloof ik, al heelemaal ken. U bent net Emmie, denk ik, met een kapothoedje op. Emmie zei, dat ik, als u beter bent, in de Kerstvacantie eens bij u mocht komen logeeren. Ik vind het natuurlijk prettig. Maar ik ben wel bang, dat ik u dikwijls bedroeven zal. Ik zal mijn best doen, altijd voordat ik binnenkom, mijn voeten te vegen. Want in den winter is het haast altijd smerig weer. Zoudt u het prettig vinden als ik veel vingeroefeningen op de piano speelde? Als u van muziek houdt, wil ik het wel doen. Wat jammer, dat Emmie al zoo gauw weer weggaat. Nog maar twee dagen en twee nachten. Het spijt me zoo, dat ze heengaat. - Vroeger dacht ik altijd, dat ik het naar zou vinden, een zuster te hebben. Ik dacht, dat we dan altijd zouden kibbelen en vechten en zoo, en mekaars boel wegmaken, terwijl toch je eigen goed al gauw genoeg zoek is. Maar nu zou ik wel graag zoo'n zuster willen hebben. Dan hoefde Moe ook niet altijd zoo te klagen over mijn jongensachtigheid, want dan was er toch al een meisje. Morgen is Moe jarig. Dat treft Em nog net, | |
[pagina 44]
| |
hè Tante? Ik hoop dat het een gezellige dag wordt. Emmie en ik hebben een quatre-mains ingestudeerd, of liever Em heeft het mij geleerd. Maar ik vrees eigenlijk dat er, wat mij betreft ten minste, niet veel van terecht zal komen. Ik zou het erg jammer vinden voor mijn aardige leermeesteres, want ze heeft zooveel moeite met me gehad. Maar u begrijpt zeker wel, dat ik ook niet altijd studeeren kan, want Moe is den heelen dag thuis. Vandaag is zij uit geweest om cadeaux te koopen, want, vindt u dat niet grappig, Moe koopt altijd de cadeaux, die wij haar geven. Pa vindt het zoo naar om die snuisterijen uit te zoeken, zegt hij. Maar wij mogen eigenlijk niet weten dat zij het doet en de kinderen, Bert en Joop en Piet, weten het dan ook niet. Den tijd, dat Moe weg was, heb ik uitentreuren piano gespeeld, en ik dacht werkelijk, dat het al heel aardig ging, maar nu en dan zag ik Emmie's gezicht zich zoo grappig vertrekken, dat ik wel begreep niet den rechten toon te hebben aangeslagen. Och, ziet u, ik hoor het nooit als het valsch gaat en ik speel er maar lustig op los. Tantelief, daar komt Dientje me wegjagen met | |
[pagina 45]
| |
een groot tafellaken. We moeten dadelijk eten. O, daar valt het inktpotje om, Dientje haalt een doek. Nu heb ik nog even tijd u te groeten. Ik hoop dat Emmie u in de beste gezondheid weerziet. Bent u niet blij, dat ze terugkomt? Een hartelijke kus van uw Mies. P.S. Wij hebben een grooten frambozenpudding. Lekker, hè Tante? |
|