schoentjes. Het was een heel lange weg. Greta werd moe, en Bleekneusje was erg lastig. Dan viel ze vóór-, dan achterover. Ook paste ze volstrekt niet op haar hoed; als Greta er niet onophoudelijk op lette, liet ze dien maar op haar rug hangen. Greta zuchtte omdat Bleekneusje zoo slordig was, en telkens zette ze den hoed weer recht. Maar dat was nog niet alles.
Bleekneusje verloor haar eene schoentje, en in plaats van haar moedertje te waarschuwen, zoodat die het dadelijk had kunnen oprapen zei ze er niets van, en toen Greta het merkte, was het nergens meer te zien
De tranen sprongen Greta in de oogen, en toen ze naar haar zakdoek zocht om die weg te wisschen, en de hand in haar zak stak, maakte Pop daar dadelijk gebruik van en gleed door Greta's arm op straat. Daar lag ze in de modder!
Och, dat beeldige rood zijden jurkje, och, dat manteltje van wit bont, en het witte kraagje en het witte handmofje! En de deftige hoed met de krulveer, en Bleekneusje's kousjes, en haar hagelwitte rokjes met de kanten! Alles, alles was bemodderd! Greta zag bijna geen kans, Pop op te nemen zonder haar handen vuil te maken.
Bijna had ze haar laten liggen, maar dá kon toch ook weer niet. Aan een punt van haar jurkje werd Bleekneusje uit de modder opgetild. Gelukkig stonden Mama en Greta juist voor tante Dora's huis.
Greta schaamde zich zoo voor haar klein ondeugend kindje; ze dorst haar bijna niet aan Tante laten zien. Maar ze kon haar toch ook niet op de stoep laten zitten.
Mama schelde, de meid deed open en Tante kwam haar dadelijk tegemoet.
‘Wat is dat voor een vuil kindje?’ vroeg Tante, ‘dat kan ik zoo niet in de kamer hebben.’
Toen moest Bleekneusje met de meid naar de keuken om gewasschen en verschoond te worden. En van de lekkere koekjes kreeg ze niets.
Dat was haar welverdiende straf.