Goede kameraadjes
(1908)–Tine van Berken– Auteursrecht onbekend
[pagina 13]
| |
Dat kwam slecht uit. Zou hij nu al beginnen met zijn les niet te kennen? Wacht, hij zou zich haasten, mogelijk kon hij ze nog leeren voor hij naar school ging. Hij kleedde zich vlug aan. Het was een koude morgen. Het water in de lampetkom was bevroren. Hij had Betje maar te roepen, om wat warm water te krijgen. Maar Freddy was niet kleinzeerig of kouwelijk, met de vuist stootte hij de ijskorst stuk, en goot toen de kan leeg in de kom. Flink zijn heele gezicht er in, en dan aan het wasschen! Het water sneed hem langs de ooren. Het was verbazend frisch, dien morgen. Opgewekt door het bad, maakte hij zijn verder toilet, toen opeens Leo naar boven kwam, met de boodschap, dat hij gauw beneden moest komen. Papa was ziek en hij, Freddy, moest naar de Handelsschool om een briefje te brengen. Papa ziek? Freddy schrikte er van. ‘Erg?’ vroeg hij. ‘Nogal,’ zei Leo, ‘Papa heeft erge pijn in den rug en in de beenen!’ Freddy was er heelemaal ontsteld van, niet alleen omdat zijn vader ziek was - wat hij op | |
[pagina 14]
| |
zichzelf anders al treurig genoeg vond - maar daar kwam nu nog bij, dat hij nu zijn les niet kon leeren. Hij zou een beroep op Leo doen. Leo en Gerrit, ze waren wel knap en ijverig (dat waren bijna gebreken, in Freddy's oog), maar ze hadden toch ook wel wat voor hem over. ‘Zeg, Leo,’ riep hij, toen Leo weer heen wou gaan, ‘zou jij niet voor me naar Papa's school kunnen gaan? - Zie je, - ik moet nog een les leeren. Nog een andere dan die van de jaartallen, bedoel ik.’ Leo zette een heel ernstig gezicht. ‘Ik kan je niet helpen, Freddy,’ zei hij hoofdschuddend. ‘Wanneer moet je die les kennen, vanmorgen of vanmiddag?’ Freddy gaf er geen antwoord op. Zoo'n flauwerd! - ‘Waarom kun je het niet doen?’ vroeg hij kribbig. ‘Ik moet naar den dokter,’ zei Leo, ‘en Gerrit zit al te werken. Die is vanmorgen een uur vroeger opgestaan.’ Had ik het maar geweten! dacht Freddy, terwijl hij bijna huilend zijn buis aantrok. Het leek hem nu opeens wel koud. Hij huiverde | |
[pagina 15]
| |
in het kamertje. Op de teenen liep hij een oogenblik later naar beneden. Mama stond in de huiskamer, ze kwam hem zacht tegemoet. ‘Pa is heel ziek,’ zei ze fluisterend, ‘je moet niet bij hem gaan, hij sluimert nu juist even. - Wil jij dien brief vóór je naar school gaat even wegbrengen?’ Freddy knikte. Stilletjes dronk hij zijn thee. Toen hij zijn boterham ophad, ging hij heen. Den riem met boeken nam hij mee. Veel tijd had hij niet meer. Hij ging meteen door naar school. |
|