Was alles nu wel werkelijk in orde? - Elly keek zoo nauw! Het sealskin-motje, waarvan de eene helft door de mot verteerd en door de knoopen van haar mantel afgesleten was, hield ze tegen zich aan gedrukt, zoodat er niets van te zien was dan de goede zijde.
Tijd om zich verder te monsteren had ze niet.
De deur werd opengedaan; en een keurig net dienstmeisje met een onberispelijk, nauwsluitend japonnetje stond voor haar. Het dienstmeisje zag naar Mies, bloosde, werd eindelijk vuurrood en sloeg de oogen neer.
‘Zeg, Dita, ik ben door mijn examen voor de Kweekschool!’
Dita zette haar mondje tot een o, en beet toen met de twee voortanden op de onderlip, terwijl ze zachtjes in bewondering het hoofd heen en weer schudde, maar ze zei niets.
‘Vindt je het niet prettig? - Ik ben dólblij! Ik kom het Elly zeggen, - is Elly hier?’
‘'k Zal eens vragen,’ zei Dita, die meer verlegen dan blij was met de zusterlijke toespraak van Mies. Ze bleef graag in haar stand en wilde ook daarnaar behandeld worden. Dat Mies haar bij het binnenkomen in de vreugd van haar hart een hand had gegeven, vond ze even onaangenaam, als dat Mies voor haar de stoep zou hebben gedweild.
‘Wat is ze toch raar!’ dacht Mies, terwijl ze nieuwsgierig naar de mooie gangmeubelen keek, naar den barometer en den blauw porseleinen parapluiebak en den prachtigen looper. - Toen zag ze ook naar de dikke mat onder haar voeten, en - met schrik - naar de bemodderde Engelsche laarzen, die er bovenop stonden.
Juist op dat noodlottige oogenblik kwam Dita terug. - ‘Of u me maar wilt volgen.’ En Mies wou wel niet graag, maar ze deed het toch en ze liep achter Dita de lange gang door. Ze dacht er over, de laarzen langs haar kousen af te vegen, dat de ergste modder er ten