‘Zoo,’ - mevrouw Blankenvelde zag het meisje scherp aan - ‘je weet het goed.’
Elly voelde zich niet op haar gemak.
‘Wat denk je van boeken?’
Elly kleurde: ‘Nu weet ik het,’ zei ze beslist, ‘de geïllustreerde Camera, die wil hij graag hebben. Toen we laatst 's avonds bij mevrouw De Blooys waren, sprak hij er over.’
De oude dame lachte even om het vuur waarmee Elly sprak en om den gloed op haar gezichtje.
‘Ik dacht wel, dat je me helpen zou, Lientje,’ zei ze met iets vriendelijks in haar stem. ‘Ik zal het boek bestellen, als het tenminste niet te duur is.’
Het laatste kwam er tamelijk stroef achteraan; het moest beteekenen: ‘want zooveel is me de jongen niet waard,’ maar Elly wist beter.
‘Zeg Lientje,’ - mevrouw noemde haar altijd zoo, omdat ze in de meening verkeerde, dat Elly Elina heette, en ze dat zoo'n raren naam vond, en ook omdat Elly volgens haar een hondenaam was; - ‘zeg, Lientje, je weet toch dat op Sinterklaasavond alle kinderen en kleinkinderen bij mij aan huis komen?’
Elly knikte.
‘Nu moet ik voor één meisje nog wat koopen, en daar moet jij me aan helpen.
‘Ik wou haar een japonnetje geven, een beetje mooi, zie je, - wit. - Ik heb daar zoo geen verstand van, jij moet het maar uitkiezen. Cachemir of merinos, ik weet dat zoo niet, als het maar goede stof is, die niet kreukelt, als je er op gaat zitten, en niet zoo slenterig en flodderig en verfomfaaid hangt.’
Elly vond het een prettige opdracht en ze zocht en zocht en was lang niet gemakkelijk voor de winkeljuffrouw. De eene stof na de andere liet ze voor zich drapeeren en plooien, terwijl de oude dame het schijnbaar onverschillig op een krukje zat aan te zien.