‘Ik wil niet lezen,’ riep Polly en pats! daar lag het boek op den grond, maar te gelijk verborg ze haar gloeiend hoofdje aan haar moeders borst.
‘O, Moe, Moe wees weer goed op me, ik heb het zoo niet gemeend, ik wilde niet driftig zijn, maar ik ben zoo ongelukkig. En dat mooie, mooie boek, dat ik van u gekregen heb, en waar ik zoo blij mee was! o, De dokter had liever allebei mijn armen en mijn tong moeten spalken, dat was beter geweest!’
‘Klein, dom driftkopje,’ zei Mevrouw terwijl ze het boek opraapte en zacht en medelijdend het hoofd schudde, ‘is de les nu nog niet hard genoeg geweest?’
Toen troostte ze Polly, die berouwvol schreide, en vroeg: ‘Heb je je schoolboeken hier, meid?’
‘Ja, Moe,’ klonk het met o zoo'n zacht stemmetje.
‘Zouden wij dan niet samen een eindje verder kunnen leeren, als we wilden?’ vroeg Mevrouw.
‘Wij, Moe?’ Polly vond dat idee zoo aardig dat ze wel dadelijk had willen beginnen.
‘Maar u kent het toch allemaal al?’ zei ze na een poosje, ‘vindt u het dan niet naar?’
‘o, Kind,’ Mevrouw lachte, ‘ik ben al zooveel weer vergeten, het is wel eens goed, dat ik mijn geheugen wat opfrisch!’
‘Wat zullen we dan het eerst doen, Moes?’ vroeg Polly, die geen tijd wilde verliezen.
Mevrouw zei: ‘Eerst moet ik nog een mandvol doppers doppen, en dan moet ik wat mangelgoed opmaken.’
Polly's gezichtje betrok, maar ze vermande zich.
‘Toe Moes,’ zei ze, ‘brengt u de mand hier, dan zal