| |
| |
| |
Hoofdstuk XVI.
Toen het nieuwtje er af was.
Het is een mooie avond in het begin van Juni. Dora en Annie hebben al gegeten, het is nog vroeg, nog geen halfzeven. De meisjes zitten samen in haar eenvoudig, vroolijk kamertje, dat op de straat uitziet. Anna ligt achterover in haar stoel en geniet van een boeiend bibliotheekboek, Dora staat bij het raam en plukt van een asperagus een paar dorrende puntjes.
‘Hè,’ zegt Annie, terwijl ze met oogen, die van pleizier glimmen, van haar boek opziet, ‘dat is mooi. Alles komt terecht. 't Is een alleraardigst meisje, die Kindje, vind je het niet een snoezig plaatje ook?’
Dora knikt. ‘Ja, alleraardigst,’ zegt ze.
‘Jij moet het ook lezen,’ zegt Annie.
‘Ik!’ Dora lacht, maar niet van harte. ‘Ik heb nogal veel tijd om te lezen, 't is altijd maar werken, werken! “Heb je je les al geleerd? Is je thema al af? Ken je de woordjes er ook uit?” enzoovoort. Je hebt nooit vrij op die manier. Ik zou wel eens willen weten, wanneer ik lezen moest!’
| |
| |
‘'t Is goed, dat je het zegt,’ en Annie doet haar boek dicht en springt op om een cahier te krijgen, ‘ik moet mijn thema nog nazien. Ken jij het al?’
Dora haalt de schouders op. ‘Zoowat,’ zegt ze, maar lang niet vroolijk.
‘Wil ik jouw schrift ook aangeven?’ vraagt Annie, die, als altijd bijna, goed gehumeurd is.
‘Neen, als je blieft niet, ik heb pas gegeten, ik wil nu wel eens even niets doen. Straks hebben we les, en dan moet ik nog vijf sommen, een natuurkunde-opstel en driemaal het werkwoord stilzitten, omdat ik me één oogenblik bewoog!’
Gelukkig moest Dora zelf lachen, om wat ze zei, want ze was net als Annie een echte woelwater op school.
Annie had zich eerst met ernst aan het werk gezet. Het schrift lag voor haar en zij zat met de ellebogen op de tafel en de vingers in de ooren en prentte zich de Fransche woorden zoo goed ze kon in het geheugen.
Dora liet het spelen met het groene plantje varen. ‘'t Is lastig om zoo'n ijverig zusje te hebben,’ dacht ze, en ze nam ook haar cahier ter hand en tuurde er in, maar haar gedachten waren er niet bij.
Soms dwong ze zich er toe. ‘Ik mag wel zorgen, dat ik mijn les ken,’ dacht ze dan. ‘Moe helpt ons ook niet voor haar pleizier.’ Maar een oogenblik later, als de vervelende thema-zinnen haar aangrijnsden, dacht ze er bij: ‘Maar voor mijn pleizier ook niet. Voor ons is het ook niet zoo prettig, dat we altijd werken moeten.’
En dan vond ze zichzelf weer ondankbaar. Het had haar toch wel geholpen, dat haar moeder zich met het werk bemoeide, ze waren beiden vooruitgegaan, Annie
| |
| |
en zij, en haar rapporten waren vooral den laatsten keer vrij goed geweest. Maar, tot welken prijs! Hoe had ze er niet voor moeten tobben, wat had ze al niet moeten leeren! Bijna den heelen avond ging er ook mee heen. Zoo hadden ze niets aan haar leven.
Dora zuchtte diep, terwijl ze het raam uitkeek en over de huizen van den overkant heen naar het stukje blauwen hemel zag. ‘Hè, wat moet het nu heerlijk zijn in Geuldorp!’ Dora deed haar oogen dicht en in haar geest zag ze de begroeide heuvels, de wilde rotsgroepen, het vroolijke, heldere riviertje. Ze hoorde het ruischen. Ze proefde de reine frissche lucht, ze rook de kruizemunt, die groeide aan de landwegen. Ze voelde het mos in de Grubbe deinen onder haar voeten. Ze zag de kleine jongens, die met dunne takjes de groote koeien dreven: ‘Holla, huup! Huup!’ - Heimwee kreeg ze, als ze zich dat alles weer in herinnering riep.
Ze was juist op het punt haar taak te hervatten, toen ze een paar oogen op zich gevestigd voelde, en opkijkend zag ze op straat haar nichtjes, Mina en Betsie, die al een poosje naar haar hadden staan turen.
In een oogenblik was ze het kamertje uit, had de deur geopend en liep de trap af.
Mina en Betsie waren een paar jaar ouder dan zij, daarom voelden Dora en Annie zich meestal zeer vereerd, als die zich met haar bemoeiden.
‘Zeg, gaan jelui mee,’ vroeg Mina, ‘we gaan theedrinken aan het Kalfje, het is zulk verrukkelijk weer. Moe en tante Lia zijn al vooruit.’
‘Dolgraag,’ zei Dora opgewekt, ‘kom even boven, dan zal ik het aan Moe vragen.’
| |
| |
Maar Mina en Betsie bleven liever buiten staan, omdat ze niet zoo heel veel tijd hadden. Dora sprong de trappen op bij drie treden tegelijk. 't Zou heerlijk zijn aan den Amstel, 't was zoo lekker zitten aan het Kalfje en waarschijnlijk gingen ze met het bootje terug, 't was net weer voor een tochtje op het water.
Annie had zoo iets gehoord, ze kwam er gauw bij en volgde Dora, die naar binnen ging om vergunning te vragen.
‘Zijn jelui klaar voor de les?’ vroeg mevrouw Hemmink, die aan het theedrinken was.
‘Moe,’ riep Dora opgewonden, zonder antwoord te geven op die vraag, ‘daar zijn Mina en Betsie, ze vragen of we meegaan naar het Kalfje. Ze gaan daar met Tante theedrinken, tante Lia gaat ook mee.’
Mevrouw Hemmink keek ernstig. ‘Hoe met het dan met de les?’ vroeg ze.
‘Hè, Maatje,’ vleide Annie, ‘mogen we die morgen niet inhalen?’
‘En je schoolwerk dan?’
‘We hebben haast niets te doen,’ zei Dora, wel eenigszins in tegenspraak met wat ze nog geen vijf minuten geleden beweerd had.
‘Niets? - En heb je voor morgen dan niet vijf sommen en een natuurkunde-opstel?’
Dora zweeg, het was maar goed, dat Moe niet wist, dat ze nog werkwoorden ook had. Het was erg lastig, een moeder te hebben, die zoo op de hoogte van je werk was.
‘Eén som heb ik al op klad,’ zei Annie.
Mevrouw Hemmink zette het theepotje neer. ‘Dan
| |
| |
moet je er nog vier, én je opstel. Heusch, meisjes, het is beter, als jelui vanavond thuis blijft. Als het nog een andere avond was, dat je minder werk hebt...... Maar Dinsdags hebben jullie het altijd zoo druk. Morgen kan je den heelen middag uitgaan. Dat is veel beter ook.’
Hoewel zonder veel hoop, waagde Dora een laatste poging: ‘Vanavond, als we terugkomen, kunnen we nog wel werken, en morgenochtend,’ zei ze.
Langzaam maar heel resoluut schudde mevrouw Hemmink het hoofd.
‘Vanavond zijn jelui moe, en morgenochtend heb je voor alles geen tijd; ik zou heusch dat pretje er nu maar aan geven, en morgenmiddag mijn schade door een flinke wandeling inhalen.’
De meisjes voelden, dat aanhouden niet zou baten, dat het laatste woord gezegd was.
Annie ging teleurgesteld naar haar kamertje terug. ‘Hadden ze me maar niet van mijn werk afgehaald,’ dacht ze, ‘'k was net zoo goed bezig.’
Nu moest ze aldoor aan het prettige van het tochtje denken.
Dora was met gefronst voorhoofd en opgetrokken wenkbrauwen de kamer uitgeloopen. Ze stormde de trap af, en kwam met een zeer norsch gezicht beneden.
‘We mogen niet,’ zei ze stuursch.
‘Hè, waarom niet? Vraag het nog eens,’ zei Mina.
‘Neen, ik heb het al honderdmaal gevraagd; het geeft niets, we hebben zooveel werk.’
Mina was al van school, maar Betsie, die in de hoogste klas zat, zei: ‘Kom, ben je dwaas, maak het niet
| |
| |
voor een keer, ik laat het ook maar waaien vanavond.’
‘Neen,’ zei Dora weer, ‘vraag maar niet meer, Moe wil het nu eenmaal niet hebben, en als Moe iets niet wil, gebeurt het niet.’
‘Nu, het spijt me,’ zei Betsie, ‘een anderen keer dan maar.’
‘Nu kan je toch wel zien, dat het een stiefmoeder is,’ zei Mina, nadat ze gegroet had.
De woorden waren niet voor Dora bestemd, maar ze hoorde ze toch, toen ze haar nichtjes jaloersch nakeek.
Ja, Mina had wel gelijk, een moeder zou zoo onbarmhartig niet zijn, haar kinderen elk pleiziertje te weigeren. Haar eigen lieve gestorven moeder zou het haar zeker hebben toegestaan. O, als ze nog maar bij haar grootmoeder was, die zou het wel hebben goedgevonden, die gunde haar wel wat. ‘Opoe hield van ons, daarom was ze zoo goed voor ons,’ dacht Dora, terwijl ze zich hoe langer hoe meer opwond. ‘Opoe was zelf blij, als wij genoten. Maar nu is er nooit sprake van een verzetje. Altijd wordt je maar aangezet om te leeren, om te werken!’
Was het al niet erg genoeg, dat ze den heelen dag naar school moesten? ‘Als Moe van ons gehouden had, had zij vanavond ons werk gemaakt!’ Dora was al tobbend de trap langzaam opgeloopen, trede voor trede, zich met beide handen aan de leuning vasthoudend.
Toen ze boven was, kwam Annie haar tegemoet. ‘'t Is zeven uur,’ zei ze, ‘we moeten naar Moe.’
Dora trok een scheef gezicht: ‘IJselijk prettig,’ zei ze, ‘ik zat ook liever aan het Kalfje!’
| |
| |
Maar er was niets aan te doen; als Moe iets wilde, moest het immers gebeuren. Ze nam haar schriften, haar themaboek en ging sloffend de gang door naar binnen.
‘Daar staat een kopje thee voor jullie,’ zei mevrouw Hemmink opgewekt.
‘Dank u,’ zei Annie.
Dora trok een lip. Ja, Moe kon makkelijk opgewekt zijn! Die kon wandelen en uitgaan zooveel ze maar wilde! En les geven mocht niet plezierig zijn, les krijgen was natuurlijk dubbel naar.
Mevrouw Hemmink had het themaboek voor zich genomen, de meisjes openden de schriften. Ze moesten de thema's, die ze eerst van het Fransch in het Hollandsch hadden vertaald, nu uit het cahier van het Hollandsch in het Fransch oplezen.
Annie begon met den eersten zin. Dora vervolgde en las den tweeden vlot, maar toen het weer haar beurt werd, was ze niet zeker van haar zaak en hakkelde, Annie moest het haar verbeteren. Bij den volgenden zin was het weer zoo, daarna weer.
Mevrouw Hemminks gezicht betrok. ‘Je hebt je thema niet geleerd,’ zei ze.
‘Ik heb het wél geleerd,’ zei Dora boos.
‘Dan zul je het wel weten, ga dan je gang maar.’
Dora probeerde, knoeide, bracht er niets van terecht. Maar in plaats dat dit haar klein maakte en berouw deed hebben, werd ze boos. Een zeer ontevreden trek kwam er op haar gezicht.
Mevrouw Hemmink merkte het niet, ze tuurde in gedachten over het boek heen, naar het potlood, dat
| |
| |
ze in de hand had. ‘Je hebt je les niet geleerd, Dora,’ klonk het ernstig.
Dora's neusvleugels trilden. Haar lippen beefden. Ze voelde zich heelemaal in verzet komen. Waarom werd ze ook altijd met lessen vervolgd? Was het niet al erg genoeg, dat ze den heelen dag op school gedrild werd! Had ze al niet genoeg huiswerk voor school te maken! Andere kinderen werden immers ook niet met aparte lessen gekweld! Tegelijk was het, of een stem in haar binnenste haar aan andere dingen herinneren wou, aan de liefde waarmee haar moeder haar altijd hielp, aan de zorg, die ze iederen avond aan haar en Annie besteedde, een stem die haar waarschuwde, dat haar boosheid geen recht van bestaan had, die haar influisterde niet in overijling iets te zeggen, waarvan ze later spijt zou hebben. Maar Dora was niet in een stemming om goeden raad op te volgen.
‘Neen, ik hèb het ook niet geleerd,’ zei ze uitdagend.
Even zag mevrouw Hemmink verrast op.
‘Mag ik ook weten waarom niet?’ vroeg ze kalm.
Dora had verwacht, dat haar moeder boos zou zijn opgestoven; die koelheid bracht haar van de wijs.
‘Ik heb even stil gezeten na het eten, en toen kwamen Mina en Betsie, en toen was het dadelijk tijd.’
‘En gisteravond?’
‘Gisteravond heb ik mijn huiswerk gemaakt.’
‘Hoe laat was je daarmee klaar?’
Dora voelde zich al minder op haar gemak. Ze had den vorigen avond juist zoo weinig te doen gehad, alleen een geschiedenisles.
| |
| |
Eerst gaf Dora geen antwoord, toen loog ze, dat ze het vergeten was.
‘Je bent laf, Dora,’ zei mevrouw Hemmink alleen.
Het bloed steeg Dora naar het hoofd. Annie schrok er van, ze werd bang; als Dora driftig werd, ontzag ze niemand en niets. Ze trachtte Dora met den voet onder tafel aan te stooten, om haar tot voorzichtigheid aan te manen; maar Dora schudde het hoofd tegen haar, ten teeken dat ze niet gestoord wou zijn.
‘Gisteravond had ik toevallig eens vroeg gedaan,’ begon ze, ‘en toen heb ik gelezen. Mag ik dan nooit eens wat doen voor mijn plezier? Moet ik dan altijd maar werken? Andere kinderen hebben 's avonds vrij, die doen wat ze willen, die gaan uit. Maar wij mogen nooit eens iets. Wij moeten maar leeren, leeren! Andere moeders vinden het heerlijk, als haar kinderen eens een verzetje hebben. Maar u... u gunt ons niets, u...’
Dora barstte in tranen uit, niet van droefheid, maar van boosheid.
‘Ik ben ook maar een stiefmoeder,’ zei Mevrouw, die bleek geworden was. ‘Dora, ik vraag je wel excuus voor het leed, dat ik je berokkend heb; jij zult wel beter weten, wat goed voor je is, dan ik; de lessen zullen we maar afschaffen, ik zal je niet meer kwellen. Als je uit wil, heb je permissie. Ga nu de kamer uit, want Annie en ik gaan voort met de les.’
Dora ging, met opgeheven hoofd en een harden trek om de trillende lippen. Twee opgewonden kleurtjes brandden op haar overigens bleeke wangen, haar oogen schitterden. Met een smak trok ze de deur achter zich dicht.
| |
| |
Annie had medelijden met haar zuster; ze beefde zelf van aandoening over het gebeurde. Tersluiks zag ze eens op naar het gezicht van haar moeder, maar ze kon er niets op lezen dan teleurstelling.
Treurig, niet boos, zagen de blauwe oogen van haar stiefmoeder. Annie had graag een kus op de nog bleeke wang gedrukt, maar ze deed het niet, omdat ze het beschouwde als verraad aan Dora. 't Zou zijn, of ze zich met opzet in Moe's gunst wou dringen.
Zacht zette ze de lezing van de thema's voort. Af en toe stotterde ze, want zij had ze ook maar vluchtig geleerd. Als ze haperde, hielp haar moeder haar, zonder aanmerking te maken, met een stem, die wat moe klonk. ‘Had ik maar beter mijn best gedaan,’ dacht Annie met berouw. Maar de laatst zinnen gingen weer vrij goed, en met een knikje van matige tevredenheid legde mevrouw Hemmink het boek uit de hand.
|
|