Bekroonde volksliederen, uitgegeven door de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen(1835)–C.P.E. Robidé van der Aa, Carel Godfried Withuys– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 8] [p. 8] Vlaggelied. Wat vlagge verheft zich zoo stout in de lucht, En rolt hare banen er bloot; - Die banen, alomme gevierd en geducht, Van blaauw en van wit en van rood? - Zij geven den boezem genot en ontzag; Wat vlag kan het wezen? - 't Is Nederlands vlag; De vlag onzer Vadren! Hoezee! Van eeuwen af kennen haar 't Noorden en Zuid, En groeten haar 't Westen en 't Oost; Zij golfde op het ijs, dat de polen omsluit, En 't zand, door den hemel geroost. Zij wappert in eere! Wat landzaat haar noem', Hij huldigt haar glorie en Nederlands roem; Den roem onzer Vadren! Hoezee! Waai uit in de hoogte, gij vlag van ons Land, Zoo trotsch in uw' golvenden loop! Uw kleuren verkonden, van stranden tot strand, Zijn deugd, zijn geluk en zijn hoop. 't Is rijk en is magtig, en weet van geen juk; Nog wonen er Vrijheid en rust en geluk; 't Geluk onzer Vadren! Hoezee! Waait uit in de hoogte, gij kleuren zoo schoon, o Beelden van Neêrlands geslacht, Dat rein is in hutten en rein op den troon, Dat laagheid en lafheid veracht! 't Is rond en is trouw, daar de wereld van heugt; Gevestigd als Neêrland, is Nederlands deugd; De deugd onzer Vadren! Hoezee! [pagina 9] [p. 9] Waai uit in de hoogte, gij vlagge vol zwier! Uw blaauw is die hope vol lust, Dat Neêrland zal blijven zoo krachtig en fier, Zoo bloeijend en vrij en gerust. Dat eeuwig uw banen, op veld en op vloed, Ons wekken tot eendragt en veêrkracht en moed; Den moed onzer Vadren! Hoezee! W. Vorige Volgende