Die dagboek van Hendrik Witbooi
(1929)–Hendrik Witbooi– Auteursrecht onbekendKaptein van die Witbooi-Hottentotte 1884-1905
No. 24.
| |
[pagina 72]
| |
ik miesschien een achter gedachte zal hebben by deze vraag, of dat ik Ulieden daarmede wil verpligten of verkleinen, neen, dat is gansch niet myn gedachte lieve vrienden ! het is maar een eenvoudige vraag, over de oude gewoonlyke toestand, wat ik van ouds weet, en geweentGa naar voetnoot4) is. Dit is de vraag, wat ik wil vragen het word altyd gezeg, dat de prys van de beesten en vee afgezak is voor een tydlang, en dat het weder opgeslaan is, weder op een tyd, en wanneer de prys van de waarde daar afzak by de plekken, waar de goed verkop word, dan zak het ook hier in onze land, en wanneer het daar opgeslaan word op hooge prys, dan word het ook weder hier opgeslaan in onze land, en zoo als ik weet, zoo staat het nog by andere witte mannen, die ook handel werk dryven en in de verledene jaren heb ik gehoor dat de prys van de beesten en vee afgezak is, en dit jaar hoor ik, weder nu, dat de goed nu weder opgeslaan is op goede prys, en omdat U zoo gehoort hebben, zoo hebt Ulieden dit jaar Uwe beesten opgejaag, om groot geld te krygen zoo verwonder ik lieve vrienden ! over myne beesten, dat myne beesten nog niet geld hebbenGa naar voetnoot5) op Rehoboth, want voor myne beesten, wanneer zal myne beesten toch geld hebben, want voor myne beesten, wat Ulieden op zwakste prys aanneemt, kryg Ulieden daar meer groot geld zoo verwonder ik lieve vrienden, dat myne beesten nog niet geld hebben, waar wy nu hooren, dat de prys van de waarde opgeslaan is in alle landen, en dat ik nog in de oude verdrukking moet blyven, waar toch alle menschen nu weder geld krygen voor hunne waarde of is er een iets, wat gansch onmogelyk | |
[pagina 73]
| |
is, dat myne beesten zal geld hebben, en moet het maar altyd zoo blyven, met my al wat myne is, dat heef geen geld, maar al wat in Uwe storren is, dat is on betaalbaar duur wanneer ik een grootste os verkop, dat help my niet, of een jonge os, dat help my niet, of een koei, dat help my niet, of een paard, dat help my niet, of een wagen, dat help my ook niet zoo doe ik deze briefje tot Ulieden lieve vrienden, met die hoope, dat Ulieden zelfs met my zal stemmen over deze toestand, en voor my gevoelen, dat het voor my kan zwaar zyn, om nog verder in deze toestand te blyven zoo bid ik Ulieden als vrienden om toch deze toestand voor my te veranderen hopende dat Ulieden my goed zal verstaan sluit ik myne briefje met hartelyke groetenis aan U. Ik ben U vriend
en kapitein.
Hendrik Witbooi. |
|