gen konden zij nooit. Vooroordeel, misbruik van gezag, verdrukking, gebrek aan kennis, alles hielp mede om den verschrikkelijken toestand der buitenlieden geheim te houden. Ten andere, alles moest blijven als het was, want armoede en onwetendheid zijn immers de onmisbare handlangers der gezagvoerders en heerschers die op korten tijd rijk willen worden.
De Vlaamsche dichters verheerlijkten Vlaanderens grond, zijn rijkdom, de deugden der buitenbevolking, het geluk dat alom heerschte! Zij bezongen ideale landbouwers in heerlijke landouwen, van kabbelende beekjes doorsneden. Maar de arme slaven vergingen in ellende, en al hunne kennissen bepaalden zich bij eenige onzedelijke liederen, die 's zondags in de ontelbare kroegen uitgeschreeuwd werden.
De burgerpartijen genoten van dit verval en de Werklieden-Partij, bij hare opkomst nog niet sterk genoeg, beschikte over geene middelen om dieper in het volksleven en in de gewoonten door te dringen. Zij moest zich bepalen bij het kenbaar maken der algemeene socialistische beweging en van haar programma.
Duizenden vlijtige arbeiders, mannen en vrouwen, die gelukkig hadden kunnen en moeten zijn, zuchtten onder de zware vracht van onwetendheid en ellende.
Rond 1880 begon de socialistische beweging in de steden door het volk begrepen te worden. Te Gent groeide en bloeide zij derwijze, dat reeds in 1893 eene algemeene werkstaking tot verkrijgen van zuiver, algemeen stemrecht, mogelijk was. Maar op