Vlaanderen. Er zijn nog steeds ongelukkigen die strijden; en indien het handweven en het huiswerk nog weerstaan, dan is het dank aan de weekloonen van acht en negen franken, en aan de 14 en 15 uren werken daags, tot dewelke de wevers zich veroordeelen. Het zijn gelaten werklieden, gewoontevolgers, wier geest van initiatief gedood en wier wil gebroken werd. Wee den volkeren die zich door het klerikalisme laten beheerschen!
In eene belangrijke studie over den uittocht der buitenlieden, door Emiel Vandervelde aan het Nationaal Landbouwcongres te Namen, op 7 Juli 1901 aangeboden, vind ik volgende zinsnede: ‘Om de landlieden van den grond los te krijgen, is er eene omwenteling, of liever eene reeks sociale omwentelingen noodig. Achtereenvolgens moeten al de banden, die ze aan het land hechten, losgescheurd worden.’
En welke zijn deze omwentelingen? Het afschaffen der gemeentegoederen, het verdwijnen of het verval der oude nijverheden van den buiten, den vooruitgang van het machienwezen.
E. Vandervelde zegt verder, dat bij den invloed dezer factoren, de werking van vele andere politieke, economische en zedelijke factoren zich komt voegen: ‘Slechte toestand der werkerswoningen, onmogelijkheid een huisgezin te stichten, daar geen stuk grond aan behoorlijken prijs kan gevonden worden, eentonigheid van het buitenleven vergeleken bij den luister - hoe gekunsteld ook - van het leven der stad, steeds grooter gemak in de gemeenschapsmiddelen, aantrekkelijkheid der hoogere loonen, enz.’
Onze Vlaamsche werklieden, die nochtans zoo gaarne op de zelfde plaats gevestigd blijven, zijn