Het loon wordt ongeveer op dezelfde schaal berekend als dat der spinners en der spinsters.
Gelijk wij reeds vroeger hebben aangestipt, wordt de voortgebrachte draad gewonden op groote bobijnen, op spoelen of op klossen in licht bordpapier. In het laatste geval worden de klossen bijna altijd rechtstreeks naar de haspelzaal gedragen.
In het tweede geval zijn de spoelen bestemd, in het weefgetouw gebruikt te worden zooals zij zijn. Zij worden op geregelde wijze in groote bakken gerangschikt door de spoelinleggers, eenvoudige handwerkers wier loon gewoonlijk 19, 20, 21 en zelden 22 centiemen per uur bedraagt.
In deze hoedanigheid on tmoet men soms vroegere spinners of wevers, die door hoogen ouderdom verhinderdzijn een werk uit te oefenen dat behendigheid en lenigheid vergt.
Even als alle handwerkers, worden deze arbeiders per uur betaald.
De haspelaarsters winden den draad der klossen op haspels van een bestendigen diameter; aldus vormen zij groote strengen, die bestemd zijn ingepakt, of naar de ververij of bleekerij gedragen te worden.
De haspelaarsters zijn allen of bijna allen volwassen werkvrouwen, en meestendeels gehuwd; zij worden per stuk betaald naar het gewicht of het getal gehaspelde strengen, en ook volgens het nummer van den draad.
Van den draad, door de haspelaarsters in strengen vereenigd, worden pakken gevormd door de inpakkers. Het loon dezer laatsten verschilt tusschen 20 en 30 centiemen.
Hier eindigen de bewerkingen van het spinnen.