| |
Langs de Lei. - De Vlasnijverheid
Met werklieden van Kortrijk heb ik gedurende verscheidene dagen, boven en beneden de stad, langs de Lei gewandeld. Het is bij uitstek de streek der vlasnijverheid, de oudste en nu nog de belangrijkste nijverheid van Vlaanderen. Men kan er gemakkelijk de reeks bewerkingen volgen die voor doel hebben het vlas in weefsels van allen aard te veranderen. Hetvlas wordt in de streek zelf bebouwd, geroot, geschild, gesponnen en geweven.
M. Ernest Dubois heeft aan de weefnijverheid in Vlaanderen eene zeer belangrijke studie gewijd, die verschenen is onder de uitgaven van het Arbeidsambt. Aan deze studie heb ik de volgende inlichtingen ontleend:
Volgens de landbouwoptelling van 1897, werden op dit tijdstip 30,615 hectaren in België met vlas bezaaid; daarvan waren 23,289 hectaren in Vlaanderen, en 7,326 in de andere provinciën gelegen.
| |
| |
Alle gronden en alle klimaten zijn niet geschikt voor den vlasbouw, schrijft M. Dubois. In Vlaanderen treft men vele akkers aan die uitstekend zijn voor dezen bouw. Het gematigde klimaat, het dikwerf mistige weder - niet te veel zon, niet te veel regen - zijn beiden voordeelig aan den groei van het vlas. Daarbij is de bevolking talrijk en zeer goedkoop. Weinig akkerbouwen vergen zulke onafgebrokene, aandachtige en waakzame zorgen. En nochtans blijft de uitslag dezer pogingen van het toeval afhankelijk: het vlas legt zich zeer gemakkelijk om, en een onweder volstaat om het werk van een geheel jaar te vernietigen.
Alvorens tot het weven van stoffen te kunnen dienen, moet het geoogste vlas verscheidene bewerkingen ondergaan: de roting, het breken en het kammen. Deze laatste bewerking gebeurt in de fabriek; de beide anderen geven het leven aan twee verschillende nijverheden.
De roting geschiedt in den zomer, op de beide oevers der Lei, van den 15e April tot einde Oktober, van af de Fransche grens (Pont-Rouge) tot bij Deynze, dus op eene uitgestrektheid van 75 kilometers. De roting heeft voor doel de afscheiding der vezels van den stengel te vergemakkelijken, en aan het vlas buigzaamheid en weerstandsvermogen te geven.
Ziehier hoe deze bewerking geschiedt: de bundels vlas worden loodrecht geplaatst in groote bakken, hekkens genaamd. Deze hekkens worden in de Lei gezakt, met kettingen aan den oever vastgemaakt, en bij middel van groote straatsteenen onder water gehouden. Het water loopt door de hekkens, en de roting gebeurt.
| |
| |
In het Land van Waas en elders wordt de rooting in staande wateren, op de weide of in putten, gedaan. Het vlas verkrijgt dan eene blauwe tint, en is in den handel bekend onder den naam van Vlaamsch vlas. Het loopende water, integendeel, geeft het de klare en gele tint van het vlas van Kortrijk. Men schrijft deze tint toe aan het onafgebroken ververschen van het water. Nochtans gaven andere loopende wateren aan het vlas de hoedanigheden niet van het vlas dat in de Lei geroot wordt; daarom ook wordt deze rivier door de Engelschen, onze bijzonderste koopers, ‘the golden River’, de gouden rivier genaamd. Men heeft namelijk proeven gedaan in het Kanaal van Damme, in de Deurne en in de Mandel. Deze proeven gaven alleen de gele tint aan het vlas, maar niet de zelfde hoedanigheden die het in de Lei gerote vlas onderscheiden.
De beste blauwe geschelde vlassen, zegt M. Dubois, worden zelden 110 tot 115 franken per 100 kilogrammen betaald; de gewone prijs is 90 tot 100 fr. De gele vlassen der Lei, integendeel, worden, gedurende de goede jaren, gemiddeld 250 tot 400 fr. betaald. De opperbeste kwaliteit werd zelfs in 1896 aan den buitengewonen prijs van 650 franken verkocht.
Het beste vlas dat in de Lei geroot wordt, komt vooral uit Vlaanderen, maar ook uit de Hollandsche provinciën Groningen en Zeeland, uit de omstreken van Rijsel en uit het departement van het Nauw van Calais, uit Normandië en uit Bretagne.
Alvorens in de Lei bewerkt te worden, droogt men het vlas gewoonlijk een jaar lang in de schuur;
| |
| |
de blauwe vlassen, integendeel, worden onmiddellijk na den oogst geroot.
Gedurende het jaar 1897 telde men 227 rootplaatsen, waar 7850 hekkens gebruikt worden. In de Lei bewerkt men omtrent 110 millioen kilogrammen vlas gedurende een gewoon seizoen; zulks vertegenwoordigt eene waarde van 22 millioen franken. Het rooten houdt ongeveer 12,000 werklieden bezig. Er is inderdaad een talrijk personeel noodig om de hekkens te vullen, ze te ontladen en het vlas te drogen alvorens het te braken.
Het vlas dat gedurende den zomer geroot werd, wordt gewoonlijk gedurende de wintermaanden ontbast, door de zelfde werklieden die aan de rooting bezig waren.
Het braken is het breken van het vlasstroo; zoodoende worden de vezels van het vlas gescheiden. Het werktuig, hiertoe gebruikt, draagt den naam van handbraak. Het is een houten wiel, dat door voettreden in beweging wordt gebracht.
Bij uitzondering vindt men heden nog kleine kleine vlasbrakers, die hun eigen oogst bereiden. Maar het bewerken te huis is geheel en al verdrongen door het mekanieke vlasbraken. Dit laatste wordt uitgeoefend in alleenstaande fabrieken of wel in werkhuizen die aan de spinnerijen gehecht zijn.
Kortrijk is het belangrijkste Belgische centrum voor den handel van gebraakt vlas. Het gele vlas, in de Lei geroot, wordt vooral door de Engelsche spinnerijen gekocht, die ongeveer de vier vijfden der geheele opbrengst opslorpen. De Engelsche spinnerijen gelukken er aldus in, de zeer fijne nummers van draden te leveren, die door de Belgische spinners
| |
| |
breister uit het land van waas
eene bobijnster uit het land van waas
| |
| |
niet kunnen gefabriceerd worden. Deze gebruiken vooral de vlassen en het werk van Rusland, van Siberië, en in de tweede plaats het blauwe vlas van Vlaanderen, dat naar Engeland, Bohemen en Rusland uitgevoerd wordt.
Men vindt in Kortrijk een vijftiental agentschappen van Engelsche spinnerijen, en twintig tot vijf en twintig commissiehuizen die ook grootendeels Engelsch zijn. De handelaars verkoopen daarenboven nog aan een tusschenpersoon, bootenkooper genaamd, die op zijne beurt met den agent van een spinner, of met een commissiehuis handel drijft.
Alvorens in draden, en vervolgens in geweefsels veranderd te worden, moet het vlas ten slotte eene laatste bewerking ondergaan, het hekelen, die voor doel heeft het gebraakte vlas volledig te reinigen, en alle nog voorhanden zijnde houtdeeltjes te verwijderen. Het hekelen gebeurt in de spinnerijen, geheel en al bij middel van werktuigen.
In de weilanden, die zich langs de beide oevers der Lei uitstrekken, verheffen zich op dit oogenblik talrijke stapels gebraakt vlas, met kegelvormige daken.
Mijne reisgezellen verklaren mij ter plaats de verschillende bewerkingen van het rooten.
Ziehier de opeengestapelde hekkens.
Zij hebben een rechthoekigen vorm, en ik vraag mij vruchteloos de reden af hunner zonderlinge fransche benaming (ballons-ballen).
De rooters brengen de hekkens van de weide tot in de rivier, en zij nemen de vlasbossen weg wanneer de rooting volledig is. Van zonsopgang tot zonsondergang, dus gedurende vijftien of zestien uren
| |
| |
per dag, arbeiden zij met de beenen in het water, en zulks te midden der verpestende geuren door de rooting langs de rivier verspreid. Hun gemiddeld loon bedraagt 2 frank of fr. 2.25 daags.
- Ziet gij daar ginds dit lage, met geel stof bedekte lange dak? vraagt een mijner gezellen. Het is een werkhuis voor het vlasbraken.
Wij hebben het bezocht. Ik heb reeds gezegd dat het braken bestaat in het breken van het stroo, om het vlas in draden om te werken, en dat deze bewerking vroeger te huis en met de hand gebeurde, bij middel van werktuigen die door voetplanken in beweging werden gebracht. Dit werk was zeer vermoeiend. Hier worden de voettreden door stoom bewogen; aldus is het werk min lastig gemaakt. Rond wielen die zoo snel draaien dat men ze vol zou denken alhoewel zij uitgesneden zijn, bewegen zich achttien werklieden. Een overvloedig stof ontsnapt aan de bussels vlas die door de tanden der wielen geslagen worden, maar het werk gebeurt in opene lucht en is wellicht niet te ongezond. De meestergast verklaart ons dat het loon zijner brakers tusschen fr. 2.50 en 3 franken verschilt, hetgene veel is voor de streek. Dan leidt hij ons in eene herberg, waar zijne vrouw kanten werkt, en 70 centiemen voor voor 14 uren arbeid betaald wordt!...
Tegenwoordig is het mekanieke braken overwegend, en slechts zelden ontmoet men handbrakers op den buiten. Bij toeval vond ik er een op eene kleine, afgelegene hoeve te Sweveghem. Het was koud weder. Het vroor. De braker werkte blootshoofds in eene opene schuur, de voeten op de treden, handvollen vlas tusschen de tanden van het wiel
| |
| |
glijdende. Om dit laatste zestig omwentelingen per minuut te doen beschrijven, moet men zich nogal beweging geven. Ook had de werkman het zeer warm, niettegenstaande het gure weder, en onder het spreken wischte hij zich met de mouw het zweet van het voorhoofd. Sedert 's morgens om vijf ure bevond hij zich in de schuur, en hij moest er blijven tot zeven ure 's avonds. Voor acht of negen franken weekgeld moet men hard zwoegen in dit bedrijf!
Wij trekken door het veld. Wat verder, aan den Kruipelhoek, moeten wij huiswevers bezoeken. Op de baan vervoegen wij een jongeling van een twintigtal jaren, die op een heuvelachtigen weg moeizaam een zwaargeladen kruikar voortsteekt. In den wagen bevindt zich een zak met eene gescheerde ketting en den inslagdraad met pak. Onder het voortgaan kouten wij een weinig.
- Komt gij van de fabriek?
- Ja, ik ben er in gelukt werk te bemachtigen, niettegenstaande de crisis. Vele anderen waren min gelukkig. En ons een man aanwijzende die tweehonderd meters verder met een ongeladen kruiwagen terugkeert, voegt hij er bij: Die komt met ledige handen van Kortrijk.
- Om welk uur verliet gij dezen morgen het dorp?
- Om vijf uur. Ik heb tot halftien moeten wachten.
- Wanneer zult gij te huis zijn?
- Rond twaalf ure en half. Ik moet nog eene mijl verder.
- En wanneer zult gij met weven kunnen beginnen?
| |
| |
- Niet voor morgen namiddag.
En de werkman legde ons de voorbereidende werkingen van het weven uit Hij moet eerst de ketting om den kettingboom winden, een lang en ingewikkeld werk, voor hetwelk hij zich door andere wevers moet doen helpen. Bij gelegenheid zal hij hun den zelfden dienst bewijzen. Dan moeten de draden tusschen de randen en den rietkam getrokken worden. Het is het vastmaken; daarvoor doet de wever zich helpen door zijne vrouw of door een zijner kinderen. Vervolgens worden de draden der ketting gepapt, het is te zeggen bestreken met eene kleverige, slijmerige vloeistof, welke meer vastheid aan den draad zal geven. Eindelijk wordt de inslag voorbereid en de weefspoel gereed gemaakt. Deze laatste bewerking wordt door vrouwen, door kinderen of door ouderlingen gedaan. Al deze voorbereidingen, die aan de wevers zulk een groot tijdverlies veroorzaken, worden niet betaald. Zij zijn in den weefprijs begrepen. De wever die geene drie of vier malen naar de fabriek moet terugkeeren alvorens werk te verkrijgen, mag zich gelukkig achten.
Wij laten den werkman zijn weg vervolgen, en houden stil aan het gehucht Kruipelhoek. Wij treden het huis van een wever binnen. Het is hier geen man, maar eene vrouw die aan 't getouw zit. Eene andere maakt de spoelen. Een kind speelt op den grond.
- Hoe gaat het werk? vragen wij aan de weefster.
- Zeer slecht, mijnheer, wij zijn soms lang zonder werk. Het gelukt ons toch nog al gemakkelijk ons brood te verdienen. Wij zijn slechts met vier personen. Maar in het aanpalende huis zijn er
| |
| |
negen. Allen zitten zonder werk, behalve een jong meisje dat borduurt en vier of vijf franken per week verdient.
- En moet het huisgezin van dit loon leven? Hoe leggen die arme lieden het aan boord?
- Zij lijden natuurlijk honger. Wij helpen ze een weinig, maar wij zijn zelf arm! Gaat ze eens zien.
Wij deden het. Het dak van het huis is in stroo. Wanneer wij de voorplaats binnentraden, dacht ik mij in een wevershuis van Zele te bevinden. Welk gebrek, welke armoede! Ik zie slechts een bed en durf niet vragen waar de negen personen slapen. Ik geef wat geld aan een klein meisje, dat vreugdig het ontvangene aan hare moeder draagt.
- De heeren zijn wellicht fabrikanten die werk komen aanbieden? vraagt de vrouw. Zoo gij ons werk kunt bezorgen, zullen wij het aan elken prijs aanvaarden, voegt zij er bij, op smeekenden toon.
- Neen, moedertje, wij zijn geene fabrikanten. Wij zijn socialisten en wij komen onderzoeken of in Vlaanderen de ellende zoo groot is als ons gezegd werd.
- Zoo! zegt zij, zonder meer.
Lang zag zij ons na, toen wij weggingen.
Onder het terugkeeren vertelden mij mijne gezellen, dat de loonen der vlasbewerkers stijgen, hoe verder men de Lei opgaat naar de Fransche grens, en dalen van Kortrijk naar Deinze.
Is zulks niet belangrijk om bestatigd te worden? Het zijn de hoogere loonen in het Noorden van Frankrijk, die verhinderen dat de loonen der Vlaamsche werkers onder een zeker peil dalen. Daarbij geeft het nabuurschap van Frankrijk aan de
| |
| |
werklieden van Zuid-Vlaanderen een onafhankelijken geest en een zucht naar vrijheid, dien men op verscheidene plaatsen niet vermocht te smachten. Wanneer men hun loon wil verminderen, wanneer zij door de priesters of door patroons vervolgd worden, wanneer zij slachtoffers zijn eener werkstaking, nemen zij den weg naar het republikeinsche Frankrijk, liever dan zich te onderwerpen. Duizenden hebben aldus hun stierfmoederlijk vaderland verlaten. Velen vestigden zich met hun huisgezin in Frankrijk. Zij werden ijverige socialisten, en het is grootendeels aan hen dat het socialisme de verovering verschuldigd is der gemeentebesturen van Roubaix, Rijsel en van verschillende andere steden uit de departementen van het Noorden en van het Nauw van Calais. Andere werklieden zijn voorzien van weekabonnementen. Den maandag morgen verlaten zij hun dorp en keeren er den zaterdag terug. Nog anderen vertrekken dagelijks met den trein van 4 ure 's morgens en keeren 's avonds om 9 ure weder. Wij zullen er op terugkomen.
Maar hoe verder men dringt in hetgeen de Vlaamsche socialistische strijders Arm Vlaanderen noemen, hoe meer de Fransche invloed vermindert en zelfs geheel en al verdwijnt; de uitbuiting door de patroons kent geene grenzen meer, de klerikale overheersching oefent zich uit zonder toom, en de werker gaat door het leven zonder vreugde en zonder geluk, het hoofd naar de aarde gebogen, dom als een lastdier, met de ijdele hoop van een droombeeldige hemel waar er geene patroons meer zullen zijn om zijn lichaam te martelen, en geene priesters om zijn geest te folteren!
| |
| |
zakken naaisters
|
|