Zonder sonnetten(1886)–J. Winkler Prins– Auteursrecht onbekend Vorige [pagina 118] [p. 118] Buiten en binnen. 't Is met de verzen van den dichter Als met zijn huis dat ge in wilt spiên: Al schijnt de zon, al blinkt het licht er, Kunt ge in 't voorbijgaan weinig zien. Ge ziet van buiten door 't gordijntjen, Zoo tusschen hor en valgordijn, Van ieder voorwerp slechts een schijntjen, Een onbepaalden schemerschijn! Leest gij zijn verzen zoo eens even, Zoo tusschen droom en waken in, Dan speurt ge er in geen licht, geen leven, Zelfs geen begrijpelijken zin. 't Blijft alles flauw en scheemrig, donker; - Doch kom eens binnen, rust een poos: Gij ziet er beeld- en kleurgeflonker En op zijn tafel geurt een roos! Vorige