Zonder sonnetten(1886)–J. Winkler Prins– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 14] [p. 14] Vrijheid. Geweldige kraters bespuwen elkander Met dondrende schokken, door de echoos weerkaatst! De zeeën ze tuimlen van de één op den ander En wiegen den ijsberg als de oostewind raast, De storm in 't klaroenenpaar blaast. Eén wolk doet de vonk van het weerlicht ontsteken Dat schittert op duizende eilanden terstond; Eén aardschok kan steden tot puinhopen breken, En honderd doen wagglen en siddren - de grond Draait romlende rond. Uw blik gaat in scherpte den bliksem te boven Uw stap overtreft nog den aardschok in spoed; Gij kunt het gebulder der zeeën verdoven Vulkanen verzinken; de zon heeft geen gloed Waar gij uw oog vonklen doet. [pagina 15] [p. 15] Van golven en bergen en ijlende wolken Weerschittert het zonlicht door nevel en wind, Van harten tot harten, van volken tot volken, Van steden tot dorpen rept gij u gezwind. Tyrannen en slaven versmelten als schimmen Waar gij u vertoont aan de uchtendkimmen. Vorige Volgende