Sonnetten(1885)–J. Winkler Prins– Auteursrecht onbekend Vorige [pagina 112] [p. 112] Dichtstroom en bergstroom. 't Was markt in Echternach: breedschoftige ossen, Zacht bruinrood, glanzig en van hoornen hoog, Vast, zij aan zij, bij den arkadenboog, Verzellen tal van trappelende rossen. Hier snuift een hengst: ginds schuren merrievossen, Waar pas nog 't vool den gladden tepel zoog... In 't bierhuis drinken kooplui toog bij toog Of rijden aan op schomlende karossen. Aan 't eind des daags ter marktplaats weergekomen, Aanschouwt het oog geen droge plek, geen strook; Een beek is driest de markt aan 't overstroomen, Voert af het vuil: elk schrobt in damp en smook: - Plots speur 'k een licht door mijn verbijsterd droomen: Men fluistert me in: dát kan een dichtstroom ook! Vorige