Sonnetten(1885)–J. Winkler Prins– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 66] [p. 66] Basiliek. Tweelingtorens blikken 't oosten tegen Als de plaats waar 't Glorielicht begint, Zoon en moeder, wederzijds bemind, Onder druk van 't kruis zijn neergezegen... Stroom van licht en warmte te allerwegen Uit de Abdij!... Maar, ach, door weelde ontzint, Werd 't een waanwijs, overmoedig kind, Hoe ook vlak aan 't moederhart gelegen. En waar eens de monnik voor prelaten, Eenvoud week voor ijdele vorstengunst, Benedictus jongren nederzaten, Heerscht 't penceel als scepter van de kunst, Blijft op 't wiel tot vaas de klei zich draaien, In de winden 't stuivend stof verwaaien. Vorige Volgende