Sonnetten(1885)–J. Winkler Prins– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 64] [p. 64] Pijltjes. Bij Béfort, het bosch langs, ruischt er teeder, Onder beuken, tusschen steenen, 't nat; Slingert zich het nieuw toeristenpad Over 't mossig rotsbed heen en weder. Waar de bedding woester wordt en breeder, Wijst op 't bordje een witte pijl u dat: En ge ziet hoe 't straal- en stroomgespat Op en neer gaat als een donzen veder. Zoo nu legde ik, waar de hartstocht klatert In mijn boeken, bij het grondloos diep, Waar 't gevoel in nauwer bedding schatert, Steeds papiertjes ter herinnering; 'k riep: Ach geniet, eer klank tot galm verwatert, 't Schoon dat hier een weldoend schepper schiep. Vorige Volgende