Sonnetten(1885)–J. Winkler Prins– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 31] [p. 31] Heuvel- en woudklanken. [pagina 32] [p. 32] BLADVULLING. Op ruischt de straal der fontein, nieuwsgierig de wereld bespiedend Klaatrend weder omlaag, schijnt het uw kringloop, Sonnet. [pagina 33] [p. 33] Koeltje in 't bosch. In langs 't pad gestrooide zonnespranken, Over 't diep van 't grijs doortwijgde hout: In langs mos en varens schuilgaand goud, Wiegelende op de slanke heggeranken... In onzegbre en nauw vernomen klanken, In de zwijmellauwe lucht van 't woud, En in meer nog heeft het God aanschouwd 't Moede kind, te slaperig om te danken. Ritslend komt het koeltje nederstrijken Uit 't gebladert: schudt den droppel neer; En de slaap gaat wijken, langzaam wijken, En het kind ziet 't zonnegoud niet meer: Droomerig blijft 't een wijle rond zich kijken, En keert zwijgend naar zijn dorpje weer. Vorige Volgende