Sonnetten(1885)–J. Winkler Prins– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 18] [p. 18] Het lichten van de zee. Hooger komt de vloedgolf langzaam klotsen, Schuimend over 't water dat verzonk... Daar opeens blinkt in de golf een vonk: Alsof reuzen steenen slaan en botsen. Waterbergen, saamgetuimeld hotsen, Toomloos verder; en alweer daar blonk Plots die lichtstreep... als een meeuwejonk, Afgetuimeld van te hooge rotsen. Bliksemsnel schiet 't wonder langs ons henen, Van 't vergane springende op wat leeft, Aan 't getouw, voor grooten en voor kleenen, Vonkenspoel, die doodsgewaden weeft...: Duizend stemmen hoort men klaatren, weenen In de siddering waar de golf van beeft. Vorige Volgende