het hoogduitsche
sich, het nederlandsche zich, waarvoor in de nedersaksische
tongvallen, oorspronkelijk een woord ontbreekt (even als in het
friesch) maar waarvoor men in de meeste nedersaksische dialecten sick,
sück (sik of suk) zeit.
Gui͡tern,
goederen; de ui͡ klank van dit
woord uit te spreken als u (oe) met een korte i tot
naslag; u-i (oe-i, oei).
Deile, deilede, deilde, deelde; deze vorm van den
onvolmaakt verleden tijd is ontstaan door uitslijting der zachte d, die
oorspronkelijk er in voorkwam. Ook in andere nedersaksische tongvallen komt
deze uitslijting van de zachte d dikwijls voor. Even als men in dezen
tongval deile zeit in plaats van deilede van 't werkwoord
deelen, zoo zeit men ook hänge in plaats van
hängede van hangen; schicke in plaats van schickede
van shicken; make in plaats van makede van maken, enz. zie
vs. 12 bl. 66.
Arfdeil, erfdeel; zie vs. 12 bl. 119.
14. Gönt, gindsch; gunt komt ook in eenige
nederlandsche tongvallen voor; het is van den zelfden stam als het engelsche
yond, beyond.
Lie͡n, spreek
li-en, liën, li-jen, lijden, door uitslijting der zachte d,
wordt volkomen zóo uitgesproken als dit woord in vele nederlandsche
tongvallen, b.v. in het zeeuwsch luidt.
15. Seck, zich; zie vs. 12 bl. 126.
Gönnen, gindsch, is een verbuigingsvorm van
grönt; zie hier boven vs. 14. In eenige nederlandsche (vooral
zuidhollandsche en brabantsche) tongvallen is dit woord en dezen vorm er van
eveneens in gebruik; b.v. aan gunne kant van 't water. Twee zachte
d's zijn uit in gönnen lanne gesleten; deze uitdrukking
luidde oorspronkelijk in gönden lande, van gönt of
gönd en land.
Heuen, heuden, höden, door uitslijting der zachte
d; zie hier boven vs. 14, 't woord lie͡n. Zoo zeit men ook in vele
nederlandsche tongvallen voor 't werkwoord hoeden, hujen als in
Gelderland, en hoeie in Holland.
16. Träbern, draf, varkensvoer, is een hoogduitsch
woord; de boeren in Deister zullen er wel een ander, een nederduitsch woord
voor hebben.
Nemmes, niemand; in de meeste nedersaksische dialecten
luidt dit woord nüms. nümms. Met nemmes en
nüms komt overeen den vorm niemes voor niemand, in eenige
nederlandsche (vooral hollandsche en brabantsche) tongvallen; zie vs. 16 bl.
53.
18. Jück, u. Terwijl in de zuiver nedersaksische
landstreken, b.v. in Holstein de kinderen hun vader en moeder, en in 't
al-