Hoofdstuk 4.
Eén brief blijft over.
De volgende ochtend is Primpie de kolibrie vroeg op. Ze neemt een frisbad, eet een broodje gezond met kasjoe vruchten, drinkt een glaasje gezonde vruchtensap, neemt haar brieven en vertrekt. Primpie stopt als eerst bij de mieren. Ja hoor, ze geeft die ook een brief. Maar die brief is zo zwaar, dat de mieren vallen zodra ze die enveloppe vasthouden. Ze tillen de enveloppe weer op met hun honderden. Dat zijn ze gewend, want mieren zijn insecten die niet slapen.
Ze werken constant. Al lopend met de brief, zingen ze een zelfgemaakt kerstliedje: ‘Nu is het weer kerst een ieder is blij. Want Jezus kwam op aarde voor jou en mij. En kerstfeest vieren wij, want Jezus maakt onze vrij en blij...’
De bijen komen net voorbij en horen de mieren zingen.’ Wat is er met jullie aan de hand,’ vraagt Ram oudste bij?
‘Hebben jullie nog geen uitnodigingsbrief ontvangen van tante Sara de uil?’ vraagt Abraham de oudste mier.
‘Nee, waarom? Wat voor uitnodiging dan?’
Nog voordat Abraham een antwoord kan geven, zeggen alle mieren in een koor: ‘O, we zeggen jullie lekker niet!
Dan hoeven jullie niet te komen op het feest. Want jullie zijn toch gierig voor je honing. Buh, Duh buh du, ‘plagen vooral de kleinste mieren.
Plotseling horen ze: ‘Oké, stop met dat geplaag.’ Het is Primpie die praat. Ze geeft de brief aan Ram de oudste bij.
Opa Ram leest de brief voor. En van blijdschap vallen alle bijen en alle mieren weer op de grond. De bijen lachen, want na een hele tijd zullen ze weer hun lekker honing maken. En van vreugde beginnen de mieren en de bijen samen het zelfgemaakte kerstliedje te zingen:
‘Nu is het weer kerst. Een ieder is blij, want Jezus kwam op aarde voor jou en voor mij. En kerstfeest vieren wij, want Jezus maakt onze vrij en blij.’