Terwijl ik lusteloos op een ongemakkelijken stoel zat te hangen, die voor dit doel niet geschikt was, hoorde ik een zacht geritsel tusschen de struiken achter mij en kwam Tibe den kop op mijn knie leggen.
‘Waar is je meesteres?’ vroeg ik werktuigelijk. ‘Ben je haar dan ontrouw geworden?’
‘Hier ben ik,’ antwoordde de stem van tante Fay, ‘ik dacht wel, dat gij in den tuin zoudt zijn, daarom kwam ik u opzoeken. Waarom gaat gij de stad niet eens zien?’
‘Waarom zijt gij niet gegaan?’ vroeg ik, zonder te antwoorden.
‘Omdat ik u niet gaarne alleen achterliet,’ antwoordde zij eenvoudig.
‘Gij behoeft u waarlijk niet om mij te bekommeren,’ zeide ik, ‘dat doet geen sterveling.’
Zij liet haar eigenaardig, rustig en zoo welwillend lachje hooren.
‘Dat is iets anders; de anderen zijn met elkaar geëngageerd. Ik werd geëngageerd... door u.’
‘Laat u dat niet beletten u te vermaken,’ zeide ik. ‘Uwe taak is thans afgeloopen. Ik huurde eene tante in de hoop mijne belangen te bevorderen. Al de anderen werden daardoor gediend; ik niet.’
‘Dat is mijne schuld immers niet.’
‘Dat weet ik,’ verzekerde ik haar, ‘meen dan ook niet, dat ik u iets verwijt. Gij zijt integendeel een wonderbaar wezen geweest; maar zelfs uwe rol is ten einde.’
‘Ja,’ gaf zij toe, ‘en zoo ook de uwe; wij houden op tante en neef te zijn, al blijven wij elkander daarom toch de beste gevoelens toedragen, is het niet?’
‘Dat hoop ik,’ antwoordde ik somber, ‘en toch doet het mij pijn ook van u te scheiden. Gij en Tibe zijt alles, wat mij op aarde overblijft en nu moet ik ook u tweeën verliezen.’
‘Gij hebt toch geen tante noodig,’ lachte zij.
‘Neen, maar ik heb behoefte aan iemand, ik weet niet juist aan wie. Robert won een mijner geliefden, Rudolf de andere. Wat zal ik beginnen?’
‘Kom mede naar mijne zitkamer,’ sprak zij vriendelijk, ‘en laat ons de zaak eens samen bepraten.’
Ik gehoorzaamde als altijd.
Er waren bloemen in hare zitkamer, wat trouwens altijd het geval is en de geur der laatste zomerrozen had iets weemoedigs, maar toch ook eene verzachtende uitwerking.
‘Verontschuldig mij voor een oogenblik,’ zeide tante Fay, ‘ik