zijnde middengroepen. Het is niet gemakkelijk om heden ten dage invloedrijke sociale groepen te vinden die zich met wetenschap op het hoogste niveau identificeren of willen identificeren. De verbeteringen van de laatste tien jaar zijn ook daarom misschien niet zo fundamenteel als in beginsel mogelijk was geweest. Het streven naar kwaliteit gaat echter door, vooral omdat we er internationaal toe gedwongen worden. Pas over decennia is te zien of er in onze tijd niet toch een krachtige nieuwe sociale stroming is ontstaan, waarvan de vertegenwoordigers zich willen profileren met internationale prestaties. De omhoogstrevers, maar ook de historici van hun achtergronden, pogingen en prestaties, zullen er zeker baat bij hebben om nog eens te kijken naar de wordingsgeschiedenis van de Nobelprijzen aan het begin van de eeuw, naar de uitstekende onderwijsprogramma's voor talentvolle jeugd met ambitie en naar de passende nieuwe functies. Heel veel is te danken geweest aan leraren en hoogleraren met het vermogen om te selecteren en zo een brug te slaan van scholen naar universiteiten. Ik begon dit boek met een citaat van Maxwell uit zijn recensie van de publicatie die aan de wieg stond van de Tweede Gouden Eeuw: het proefschrift van Van der Waals. Ik eindig met een passage uit een stukje van diens verre nazaat, J.H. van der Waals, emeritus hoogleraar natuurkunde in Leiden, in NRC Handelsblad van 13 november 1996: ‘Wil men naar een meer piramidale structuur streven met een erg hardwerkende, competitieve universitaire top zoals men in de vs aantreft, dan moet men aan de basis beginnen. Het is bizar dat wij in de sport en bij diverse beroepsopleidingen voor kunstenaars selectie als een natuurlijke zaak beschouwen en, ondertussen, in ons onderwijs het onhoudbare ideaal van “gelijke kansen voor allen” belijden.’