Lusthof van Christelyke dank- en beedezangen
(1715)–Daniël Willink– Auteursrechtvrij
[pagina 257]
| |
Op de Maate van Psalm 24. 62. 95. en 111.I.Gelooft zyt Gy, Heilryke Godt!
Myn deel, myn troost, myn hoogste lot!
Myn blydschap, toeverlaat en leven;
Die my verkwikt met hemelzoet;
Die Vreed' aan myn ontstelt gemoed,
En vreugd hebt door den Geest gegeeven.
| |
II.Die door geen zilver, noch door goud,
Waar op de Waereldling vertrouwt,
Maar om het bloed van uwen Zoone,
Dat onbestraffelyke Lam,
't Geen onbevlekt ten ofter kwam,
Ons hebt geschonken 's Hemels kroone.
| |
III.Ik lag in 't midden van den dood,
En door de zonden in dien nood
Gebragt, scheen ik byna gestorven;
Maar Gy hebt Jesus niet gespaart,
Die uit den Hemel, heeft op aard,
Het leven door zyn dood verworven.
| |
[pagina 258]
| |
IV.Hier van wierd ik aan uwen Disch,
Daar zelf uw Zoon myn Gastheer is,
Op 't nieuw verzeekert, door de panden
Van uw genaderyk Verbond,
Waar door Gy my het leven gond,
En my bevrydt van zond' en schanden.
| |
V,Hoe groot is uw menschlievenheid!
Hoe groot het goed, door uw bereid,
Voor hen die uwen Naame vreezen:
Die ons verlost hebt van den vloek
Der Wet, geschreeven in uw Boek,
En eeuwig doet gelukkig weezen.
| |
VI.Wat zal ik voor al 't heerlyk goed,
Dat myne ziele hier ontmoet,
Aan U, ô Levensbron, vergelden?
Ik zal myn gantsche leven door
Het eeuwig Zalig Hemelspoor,
Bewand'len, en uw goedheid melden.
| |
VII.Dat uw genaderyke Geest,
Die op dit Heilig Nachtmaalfeest,
Myn ziel verkwikt heeft, door 't Geloove,
My leide naar uw' wyzen raad,
My houd' in dien oprechten staat,
Dat my geen kwaad myn hoop ontroove.
| |
VIII.Dan zal ik in dit traanendal,
Bevryd zyn voor der zondenval,
Voor list en laagen der Vyanden:
Want Jesus heeft des doods geweld,
Des Satans kracht, ter neer gevelt,
En ons verlost van helsche banden.
| |
[pagina 259]
| |
IX.Dan zal myn hoop, die 't hart verblydt,
My sterken in den minsten stryd
Der zonden en der tegenheeden:
Want uwe kind'ren worden hier,
Door aarde, lucht, door water, vier,
In 't aardsche perk noch fel bestreeden.
| |
X.Dan zal ik, als ik hier myn loop,
In vast Geloof, in Liefd' en Hoop,
Volendt heb, eens de Kroon beërven,
Die Jesus door zyn sterke magt,
En offer heeft te weeg gebragt,
Dat 's 't eeuwig leeven, na myn sterven.
|
|