Lusthof van Christelyke dank- en beedezangen

[p. 242]

Zielzucht Gaande naar des Heeren H. Tafel.

Psalm XLII. Vers 3. Myne ziele dorstet naar Godt, naar den levendigen Godt; wanneer zal ik ingaan ende voor Godts aangezigte verschynen?

Dit kan ook gezongen worden naar de Wyze: O Heilig zalig Bethlehem.

I.

MYn Ziele dorst naar U, ô Heer,

Haar hulp, haar troost, haar heil, haar leeven,

Dies wil zy gretig, meer en meer,

Zig in 't geloof naar U begeeven:

II.

Om 's levensligt, om 't lieflyk zoet

Der zielenspys, by U te haalen,

Den balsem voor 't bedroefd gemoed,

Door geen waardyë te betaalen.

III.

Dat nu uw Geest maar by my blyft,

Op dat, aan uwen disch gezeeten,

Myn Heiland my werd' ingelyft

Door een geloovig geestlyk eeten.

IV.

Op dat ik, dus, met hem vereent,

Ook deel heb aan zyn dood en lyden,

En heerlykheid, 't geen myn gebeent

En lyf en ziele zal verblyden.

V.

Waar door ik voor uw aangezicht,

Met Hem, hier boven zal verschynen,

Om U, myn heil, myn levensligt,

Te looven met de Serafynen.