Lusthof van Christelyke dank- en beedezangen
(1715)–Daniël Willink– Auteursrechtvrij
[pagina 172]
| |
II.Laat drift en eigen liefde vaaren,
Die menig mensch ten afgrond voert.
Godts woord zal 't middel u verklaaren,
Waar door gy uwe driften snoert.
Wat zyt gy? enkel stof en aarde,
Een slegte kley van geene waarde.
| |
III.Het gantsch gestel is zwak, vol broosheid,
En staat voor all' elenden bloot,
Voor 's waerelds list en Satans loosheid;
Voor siekten, smarten en de dood;
De dood die na veel smartlykheeden,
Van ieder Stervling wordt geleeden.
| |
IV.Een leeme hut, die met de dieren
Van eenerley beweeging is,
Die op het aardryk gaan en zwieren,
En ademen; aan wien gewis
De dood zig ook zal openbaaren,
En dus met haar ons evenaaren.
| |
V.De menschen worden hier gebooren
Tot moeite, hartzeer en verdriet,
'T geen hen, om dat zy zien en hooren
Met onderscheid, veel meer geschiedt,
Als beesten die maar dierlyk leeven,
Daar Godt ons heeft verstand gegeeven.
| |
[pagina 173]
| |
VI.De mensch is als de wilde spranken
Van een onrustig glimmend vuur,
Als onbedwonge wilde ranken
Eens wyngaards van een korten duur,
Door onrust gints en weêr gevloogen,
Als ligte stofkens voor onz' oogen.
| |
VII.Tot dat hy weer tot stof en aarde,
Gelyk een gloeyend vuur, vergaat,
En 't gantsch gebouw, voor 't oog vol waarde,
Keert tot zyn allereersten staat,
Daar hy van Godt wierd uitgenoomen,
Om weer tot stof en asch te koomen.
|
|