Lusthof van Christelyke dank- en beedezangen

Zang na het leezen der H. Schrift.

Psalm CXIX. vers. 4. 5. en 6. HEERE, gy hebt gebooden, dat men uwe beveelen zeer bewaaren zal.

Och dat myne weegen gerichtet werden om uwe inzettin te bewaaren!

Dan en zoude ik niet beschaamt worden, wanneer ik zoude op alle uwe Geboden.

Naar de Maate van Psalm 103. Of O blyde dag, de beste van myn Leeven.

I.

UW Heilig woord en liefelyke Waarheid,

Vol zoete troost, vol licht en zuivre klaarheid,

Verkwikt, O Godt, myn ziel meer als den mond

De lekkre smaak van zoete honigraaden,
Zy kan gerust zich in uw woord verzaaden,

En in 't Geloof omhelzen uw verbond.

[p. 163]

II.

Laat uwen Geest my meer en meer verlichten,
In kennis, en door heilig' oeff'ning stichten,

Doen wandlen op het zielbehoudend Padt,

Waar op uw Woord my als een licht zal schynen,
Daar valsche leer en leugens voor verdwynen,

Hoe loos verdigt en listiglyk bevat.

III.

ô Laat het licht uws woords in volheid schynen,
D' onweetendheid en 't Bygeloof verdwynen,

Dat yder een als in een heldren dag,

By 't licht daar van in heiligheid mag leeven,
En zich tot U, en tot uw wet begeeven,

Met diep berouw in ootmoed en ontzach.

IV.

De Monsters, die in deeze laatste tyden,
Door helschen list, uw Waarheid steeds bestryden,

Verdelg die door uw onweerstaanbre magt;

Uw ysre staf moet hen te morzel pletten,
Die tegens U en uwen Zoon zich zetten,

Op dat uw woord schyn', tot uw eer, in kracht.