Lusthof van Christelyke dank- en beedezangen
(1715)–Daniël Willink– Auteursrechtvrij
[pagina 150]
| |
Op de Wyze: Hoe leg ik hier in dees Elende.I.O Heer, die my het zoete leeven,
Ja alles schenkt, uit gunst, om niet,
Die my de blyken hebt gegeeven
Van uwe hulp uit veel verdriet;
Die uwe voorzorg klaar laat blyken,
Zo wel aan armen als aan ryken.
| |
II.De magtigste der gantsche Waereld
Is voor U, Heer, maar nietig stof,
Hoe ryk bestommelt en bepaereld,
Verhoogt, gevreest, verciert met lof,
De Rykdom, Schoonheid, Wysheid, kragten,
Zyn, buiten U, maar dwaasheid t'agten.
| |
[pagina 151]
| |
III.Och mogt eens d' aardworm hier op letten,
De mensch, die van U afhangt, Heer,
En die verpligt is, naar uw Wetten
Te wandlen tot uw lof en eer,
Men zag de trotsheid haast verdwynen,
En waare Needrigheid verschynen.
| |
IV.ô Heere, die my door uw goedheid
Genadig dit te denken geeft,
En my doet zien hoe drae de moed leid
Wanneer men 't minst te worstlen heeft,
Laat my Godtvrugtig hier uit leeren
Ootmoedig voor U te verkeeren.
| |
V.Doe my het voorbeeld van myn Heere,
Myn Heiland, in zachtmoedigheid,
Oprecht en nedrig, t'uwer eere,
Opvolgen, tot de Deugd bereid.
Laat my geen snooden waan vervoeren,
Noch trotsheid myn gemoed ontroeren.
| |
VI.Ja heb ik eenig goed bedreeven,
Laat my dan, Oorspronk van dat goed,
Daar van alleen U d'eere geeven,
Die zulks door ons maar werken doet,
Op dat uw Naam steedts zy gepreezen,
En wy Godtvrugtig mogen weezen.
| |
[pagina 152]
| |
VII.Dat ik voortaan myn Evennaasten
Veel beeter als my zelven acht,
En om zyn welvaart my mag haasten,
Terwyl ik ydel' eer veracht;
Dus zal ik 's waerelds onweêrvlaagen
Ontkoomen of gerust verdraagen.
| |
VIII.Tot Gy my namaals zult verhoogen,
In uw glansryke Heerlykheid,
Door uw gedugt en groot vermoogen,
Den Nederigen toebereidt.
Om U, hier voor, altyd te looven
Die my dit goede schonkt van boven.
|
|