Lusthof van Christelyke dank- en beedezangen
(1715)–Daniël Willink– Auteursrechtvrij
[pagina 139]
| |
Op de Wyze: O Heilig Zalig Bethlehem.I.O Heer! Gy die de liefde voedt,
En oefent aan der menschen kindren;
Die deeze Deugd stelt in 't gemoed
Van d'uwen, daar hun niets kan hind'ren.
| |
II.Ontvonk noch meer hier toe myn hert:
Maak tot het weldoen my geneegen:
Geen mensch bezit iets goeds, of 't werdt
Van U, uit enkle gunst, verkreegen.
| |
III.Hoed my voor ongevoeligheid,
Maar schenk my innig meededoogen,
Dat my steeds vaardig en bereid
Maakt, tot myns Naastens hulp bewoogen.
| |
[pagina 140]
| |
IV.Geen Baatzucht, die zich zelve zoekt,
Vermeestere myn hart of zinnen;
De zuiv're liefde wraakt en vloekt
Dit kwaad, en wil oprecht beminnen.
| |
V.Laat Nydigheid, noch logentaal,
Geen gramschap, noch ligtvaardig wreeken,
Geen ongeschiktheid, woest onthaal,
Maar liefd' in mynen boezem steeken.
| |
VI.Een liefde die steeds weldoen baart,
En vast gegrondt is op uw liefde,
Waar door G' ons in 't Geloof bewaart,
En eerst in 't harde harte griefde.
| |
VII.Dat toch uw Geest ontvonke Heer,
In my de liefde tot myn' Naasten,
Op dat ik tot zyn hulp, uw Eer,
In weldoen my altyd mag haasten.
| |
VIII.Dat ik al zynen ramp en smart,
Als of 't de myne was mag achten,
En hem dus met een zuiver hart,
Tracht in zyn lyden te verzagten.
| |
IX.Doe my vergeeven al het leedt,
Waar meed' een ander my bejeegent;
Het goeddoen is steeds wel besteedt,
Wyl Gy den Dader daar door zegent.
| |
[pagina 141]
| |
X.Laat my voor 's Naastens goed gerugt,
Als voor myn eigen, vlytig waaken,
Dat ik, voor 't zyne, met die zucht
Mag yv'ren, als voor eige zaaken.
| |
XI.En vind' ik ergens eenig kwaad
In mynes Naastens boezem woonen,
Dat ik hem dan vermaan', nooit haat',
En dus myn liefde hem mag toonen.
| |
XII.De zuiv're liefde heersch' in my,
Opregt, en zonder eigen voordeel,
Wars van de snoode heerschappy,
Naar 't rigtsnoer van een heilig oordeel.
| |
XIII.Zo wordt men naar uw Woord geleert:
Zo bouwt men hier 't Geloof beneeden;
Zo wordt uw Naam alom geëert;
Zo wordt Vorst Jesus nagetreeden.
| |
XIV.Zo vestigt elk hier zyne hoop,
Om eenmaal U volmaakt te looven;
Na 't einde van zyn leevensloop,
Met all' uw' Engelen hier boven.
|
|