Lusthof van Christelyke dank- en beedezangen
(1715)–Daniël Willink– Auteursrechtvrij
[pagina 109]
| |
Op de Wyze: Uit mynes herten gronde.I.ô Godt, der Weezen Vader
En toevlugt in den nood,
Die uit uw goedheids ader
Schenkt troost zelfs in de dood;
De dood, wiens woest geweld
Myn Ouders heeft doen sterven,
En doet hun hulp my derven,
In deezen staat gestelt.
| |
II.Uw onuitputbre goedheid
Kan deezen zwaaren slag
Vergoeden door haar zoetheid,
En geeven my gelach
Voor treurigheid, o Heer:
De wond, door U geslagen,
Kan uw goed welbehagen
Weêr heelen, tot uw eer.
| |
[pagina 110]
| |
III.Vertroost my met uw zeegen,
ô Vader, als uw Kind,
En lei my op die wegen
Daar 't hart zyn blyschap vindt;
Geef dat wie my ontmoet,
Door myn verlies bewoogen,
Uit Godtsvrucht, met meêdoogen,
My help als eigen bloedt.
| |
IV.Nu 'k myner Oudren reeden,
Hun onderwys en raad,
Tot deugd en goede zeeden
Moet missen, Vader, laat,
Nu uwen goeden Geest,
Myn ziel inwendig leeren,
Om U, myn Godt, steeds t'eeren
En dienen onbevreest.
| |
V.Miss' ik hun nyvre zorgen
Voor 's levens onderhoudt,
Van d'een tot d'andre morgen,
Op uwe hulp gebouwt;
Gy kundt, dien 't al behoort,
My meerder in dit leeven,
Dan zelfs myn' Ouders geeven,
Wyl 't al van U komt voort.
| |
[pagina 111]
| |
VI.ô Vader van de Weezen,
Der Weêuwen scherm en schild,
Hy heeft hier niets te vreezen,
Dien Gy beschermen wilt;
Bescherm my dan, ô Heer,
Voor Satans list en laagen,
Voor alle snoode plaagen,
En lei my tot uw eer.
| |
VII.Laat uwe hand my vatten
En leiden naar uw raad,
Dat ik niet uit mag spatten
Tot zond' of overdaad;
Ach schenk my al dit goed;
Geef dat ik dankbaar wandle,
En alzins eerlyk handle,
In voor- en tegenspoed.
|
|