Lusthof van Christelyke dank- en beedezangen
(1715)–Daniël Willink– Auteursrechtvrij
[pagina 20]
| |
Toon. Uit mynes hertsen gronde.I.ô Schepper nooit volpreezen,
Nu bragt uw Hand eerst voort,
Grasscheutkens uitgeleezen
En groent' elk in zyn soort.
Gy leidd' in 's aardryks schoot,
De kruiden, groene struiken,
En bloemen te gebruiken
In allerhanden nood.
| |
II.Toen noch uw milde reegen
Niet vloeide hier beneên,
En d'aard niet had verkreegen
Die zoete lieflykheên,
Die uw glansryke zon,
Toen Gy haar schiept met straalen,
Aan bergen deeld' en daalen,
O zoete Levensbron!
| |
III.Toen hebt Gy d'aard doorweeven
Met uw konstryke hand,
En eerst gedaant' en leeven
Aan elk byzondre plant',
Aan boomen groot en kleen,
Geschonken met haar siersel,
Haar vrugten, kleuren, zwiersel,
Met zaad en vrugtbaarheên.
| |
[pagina 21]
| |
IV.Op dat de Mensch zou, Heere!
Op dit doorlucht tooneel,
Steeds wandlen tot uw Eere
Langs 't lustig veldtafreel,
En spys in overvloed
Uit d'aarde zelfs ontfangen,
Om U steeds aan te hangen,
Met een oprecht gemoed.
| |
V.Hoe groot zyn uwe daaden,
O Oppermajesteit!
Die uit de kleenste zaaden
De grootste vrugt bereidt,
Die planten, boom en bloem,
Zo cierelyk doet pryken,
Op dat daar uit mag blyken
Uw almagt, tot uw roem.
| |
VI.Bereidt myn hart als aarde,
Om 't zaad, Heer van uw woord,
Een Woord van kragt en waarde
t'Ontfangen als 't behoort;
Op dat het reine vrugt
Mag tot uw eere dragen
En naar uw welbehagen
Ook tot myn zielsgenucht.
| |
VII.Stelt ons als uwe kindren,
Tot planten van uw Hof.
Niets moet die wasdom hindren
Maar groeyen doen met lof.
Sterk ons Geloove Heer,
Op dat wy staan als eiken,
En hoog als Cedren reiken,
Op Liban tot uw Eer.
|
|