Lusthof van Christelyke dank- en beedezangen
(1715)–Daniël Willink– Auteursrechtvrij
[pagina 18]
| |
Toon: Psalm 128 en 130. of Wilhelmus van Nassouwen.I.ô Schepper die de Watren,
In uwe wolken bindt,
Uw stemme doet haar klatren,
Daar uwe hand haar vindt.
Gy schiept den hoogen Hemel,
Die aan ons oog verstrekt
Een dak voor al 't geweemel,
Zo cierlyk overdekt.
| |
II.Gy deedt de woeste baaren,
Dees dag tot eene Zee,
Van 't aardryk af vergaaren,
En maakte haar gedwee:
Gy steltze dus haar paalen
Op dat haar woest geweld,
Dit perk niet om zou haalen,
't Geen Gy haar hebt gestelt.
| |
III.Gy deed de stroomen vlieten
Om 't nieugeschaapen rond,
En haare golven schieten
Langs 's Aardryks vasten grondt:
Die weêlig vrugt zal draagen,
Als Gy het maar gebiedt,
Naar uw geducht behagen,
Daar alles naar geschiedt.
| |
[pagina 19]
| |
IV.Doch wyl des menschen leeven
Is als een Zee op aard',
Steeds ginds en weêr gedreeven
Dan voor, dan agterwaart;
Onzeeker vol elenden,
Een ongestadigheid,
Die, waar zy zich mag wenden,
Vindt nergens rust bereidt.
| |
V.Zo drenk my dan, o Heere,
Uit Jesus Heilfontein,
Die sprinkbron 't uwer eere,
En maak my kuisch en rein:
Op dat ik dus mag smaaken
De rust voor myn gemoed,
En vry van sinerten raaken,
Door 's Heilands dierbaar bloed.
| |
VI.Die Watren die zig keeren
En wenden nimmer stil,
Die moeten my steeds leeren,
Te werken naar uw wil,
Wyl ledigheid de zinnen,
En ziele zelfs verderft,
Als 't water dat van binnen,
Door stil staan broeit en sterft.
| |
VII.Laat my in 't onderzoeken
Der schriften beezig zyn,
En zoeken in uw Boeken,
Naar zielen medicyn,
Daar myne ziel geveiligt
Door dit uw geestlyk zout,
En door uw woord geheiligt,
Dit Peekel haar behoudt.
|
|