Lusthof van Christelyke dank- en beedezangen
(1715)–Daniël Willink– Auteursrechtvrij
[pagina 13]
| |
Op de Maate van Psalm 25.I.Laat my nu geen kracht ontbreeken,
Groote Godt, om uwen lof
Op te zingen, uit te spreeken,
Waar toe Gy my ryke stof
Hebt geschonken deezen dag,
Dien Gy my hebt laaten leeven,
Om met lust en diep ontzag
Acht op uwe Wet te geeven.
| |
II.Ik heb uwe sterkte, Heere!
Waar op uwe Kerk vertrouwt,
Uw menschlievendheid en Eere,
In uw Huis naby aanschouwt;
Ik heb uwe zuiv're Wet
Duidelyk my zien ontvouwen.
't Heil dat voor hen is gezet,
Die op U, in Christus, bouwen.
| |
III.Heer, Gy hebt myn ziel verzadigt,
En verkwikt door 't heilig Woord:
Gy hebt my weêr begenadigt,
En tot mynen plicht gespoort;
Met uw klaar genadelicht
Hebt Gy my op nieuw omscheenen,
Toen uw Woord my heeft gesticht,
En gesterkt, getroost met eenen.
| |
[pagina 14]
| |
IV.O, hoe zyt Gy zo lankmoedig!
Uw gena is zonder end,
Gy bewyst uw gunst, zo goedig,
Yder die zich naar U wendt.
Laat voortaan uw goeden Geest
Kragtig in myn ziele werken,
Op dat ik mag onbevreest
Op uw Wet en goedheid merken.
| |
V.Mogt de Zondaar eens beschouwen
Zynen doodelyken staat,
En voor zynen wandel grouwen,
't Spoor dat naar de Helle gaat;
Mogt hy eens zyn snood gedrag
Voor altyd het afscheid geeven,
En boetvaardig, met ontzag,
Voor uw Woord en Waarheid beeven.
| |
VI.Laat het Isrel, in deez' tyden,
Naar het zaligmaakend Woord,
Jesus voor zyn Heer belyden,
Door zyn' Heerlykheid bekoort:
Laat het licht van uw gena
't Blinde Heidendom beschynen;
Dat het zich wel gade sla
En hun nacht eens mag verdwynen.
| |
VII.Laat uw Naam alom verbreiden;
Waarheid en Gerechtigheid
In de Waereld zich verspreiden
Tot uw Eer en Majesteit;
Tot uw welgeliefde Zoon,
Op den Hemeltroon gezeten,
Ieder het vereiste loon,
Naar zyn werken, uit zal meeten.
|
|