ondenwerp opteleyden. Ik meen echter, hier en ginds, wel iets voórgebragt te hebben het geén men by anderen vergeéfs zoude zoeken. In het tweede Deel volg ik byna geheel alleen mynen eygen weg.
Wat de tael en spelling van dit werk betreft, ik heb, om zeer gewigtige redens, gemeend, daerin de Brabandsche schryfwyze te moeten volgen; doch, men houde het my ten goede, indien ik ergens daervan afwyke. Zoo lang'er tusschen onze noórdelyke en zuydelyke Provintien geene overeenkomst van tael- en spelgronden bestaet, ogte ik my niet gehouden om my, in dit opzigt, overal gelyk te blyven of my bepaeldelyk aen een van beyder stelsels te hegten.
De menigte van gebreken in styl en voórdragt, zie den leézer goedwilliglyk over het hoofd, zonder van een' jongeling, die dagelyks gewoon en genoodzaekt is alleen in de fransche tael te schryven, en die, daerenboven, zich maer weynige ueren aen de Letterkunde kan toewyden, te willen vergen dat hy op eens de hoogte onzer Hollandsche Meesters bereyke. Het is hem genoeg de zelve van verre te