14
Zy stond te branden in het vier;
Zy riep al met verlangen,
- ‘O! Hemelsche vader, nu scheid ik van hier,
Wil doch mijn ziel ontfangen.’ -
[Dit schoone lied, door den reeds zoo dikmaels vermelden heer J.J. Nieuwenhuijzen, van Amsterdam, my medegedeeld, is te vinden in: 't Nieuw Groot Harpje (Amst. 17..), breed 8o, bl. 34.] Het tiende couplet, misschien ook het twaelfde, is ten opzichte der middeleeuwsche gebruiken zeer merkwaerdig. Men vergelyke er mede de liederen Nrs LXXXII, LXXXIII en CVIII.