Oude Vlaemsche liederen(1848)–J.F. Willems– Auteursrechtvrij Vorige Volgende CXCI. Kerslied. 1 O nacht, o blijde nacht, O nacht vol wonderheden! Messias, lang verwacht, Komt nu tot ons getreden. Hy omkleedt zijnen troon, Hy komt uit 's hemels woon, Hier op het aerdsche dal Voor onze zonden al. 2 Maria, zuivre maegd, In weenen en in zuchten, Heeft naer logiest gevraegd, Ze en wiste niet waer vlugten: Te Bethleëm in den stal, Voor ons verlossing al, Gebaerd heeft een klein kind, In grooten kouden wind. [pagina 423] [p. 423] 3 Joseph heeft dan met vlijt Voor onzen grooten koning Een krebbeken bereid, Al in een beesten woning. Op een weinig hooi en strooi, Tusschen ezel en koei Lag 't kindje Emmanuël, De vorst van Israël. 4 De herderkens verheugd Van vreugde zy opsprongen; Zy hebben daer met vreugd Den Gloria gezongen. Drie koningen van ver, Gekomen door een ster, Zy hebben met ootmoed Het kindeken gegroet. [Dit lied wordt thans in de omstreken van Gent onder de kersmis gezongen.] Vorige Volgende