Oude Vlaemsche liederen
(1848)–J.F. Willems– Auteursrechtvrij
[pagina 269]
| |
CXII.
| |
[pagina 270]
| |
7
De boer lagh in de biesen,
Hy hoorde de woorden oprecht;
‘Wat hebje van myn te singen?’
Sprak de boer tot den landsknecht.
8
- ‘Ick heb van jou niet te singen,
Van jou vrouken en weet ick niet;
Een also leyden mare
Is te nacht in mijn droome geschiet.’
9
- ‘Is also leyden mare
Te nacht in jou droome geschiet,
So gaet en drinkt, koel ister de wijn,
En melter dan niemant niet.
[Haerlems Oudt Liedt-boeck, bl. 69.] |