Historisch onderzoek naer den oorsprong en den waren naem der openbare plaetsen en andere oudheden van de stad Antwerpen
(1828)–J.F. Willems– Auteursrechtvrij
[pagina 265]
| |
Opschrift der hierachtergevoegde Kaert van Antwerpen, naer de houtsneêplaet van Virgilius Bononiensis, gedrukt in den jare 1565. | |
[pagina 267]
| |
Opschrift der Kaert van Virgilius Bononiensis.Ga naar voetnoot(1)En vobis, Spectatores Candidi, apud Belgas emporii celeberrimi Antverpiae formam, à Virgilio Bononiensi ad vivam similitudinem geometricâ ratione in vestrum commodum delineatam, et à Cornelio Scribano Graphaeo descriptam, ac ab utroque, dum superstites essent, demensam; ut qui eam ipsam urbem longé latéque famâ undique cognitam ob locorum distantiam spectare non potestis, hâc inspectione velut praesentem praesentes coram intueamini. Sita est haec urbs apud Belgas in confinibus ditionis Brabanticae, è regione Flandriae, cis amaenissimum Galliae flumen Scaldim, D. Julio Caesari in suis Commentariis celebratum, in ripâ | |
[pagina 268]
| |
ejusdem fluminis. Habet veró Flandriam ac Scaldim maenia praeterlabentem ab occidente, agrum autem Brabanticum ab oriente. Porrò Scaldis eâ parte, quâ urbem alluit, etsi in hâc picturâ ob rationis prospectivae decurtationem videatur exiguus, patet tamen in latitudine passus ccxxiiii, pedes xii. Est autem ejus urbis forma, ut videtis, ferè hemisphaerica. Habet in murorum ambitu cum novâ ad boream civitate, (quandoquidem jam tertiùm amplificata est) quinque mille ducentos ac xii passus, singulo passu quinque continente pedes, seu mavis antiquos Romanos, seu Antverpianos, nam pares sunt.
Distenditur suâ diametro in longitudinem ad passus mdc, in latitudinem verò ad passus viii.c xliiii. Habet aedium viarumque insulas cc, pontes verò intra maenia fossis et canalibus aquas fluminis in urbem ducentibus impositos lxii; fora plus minus xx, vicos seu regiones xii, aedes sacras cum monasteriis, aediculis, et xenodochiis plus minus xxxvi; sinus, quibus naves intrà maenia recipiuntur, viii. Ostentat longè | |
[pagina 269]
| |
pulcherrimos ex vivo idque candido lapide insuetae crassitudinis muros, quibus extrorsum infernè adhaerent ingenti mole dena ex eâdem materiâ propugnatoria valla, septenis supernè incumbentibus non minore mole ex vivo saxo castellis, Itali Cavalleros, Galli Planas formas, Germani Pastillos vocant. Portae magnifico sumptu opere dorico ex durissimo marmore constructae, sunt quinque, praeter magnificam molem ordine et altitudine castella aequantes. Fossae post maenia ut insuetâ latitudine multò amplissimae, ità et aquis per occultos canales e flumine ductis profundissimae, urbem usque ad praeterlabentem Scaldim inaccessibili munimine cingunt. Pomaeria ab extremis fossarum oris in quingentos protenduntur passus.
Turris virginis matris fano imposita, quae in altitudine habet ccccxvi gradus, additis pedibus circiter l, est velut totius urbis punctus, quo omnis in omnem partem dirigitur prospectus.
Accessit hoc anno mdlxv nova curia, et haec quatuor annorum spatio confecta; cui propter admirandam | |
[pagina 270]
| |
barbarae materiae molem nullum Europa par habet aedificium, aequandum etiam stupendis illis mundi miraculis: de artificio judicent ejus professionis magistri sinceriores. Conditur pari celeritate et sumptu, quà urbs postremò aucta est, teutonicae nationis domus, ad multa utilis, laxa et operosa.
Si quis haec, sine M. Petri Franss, ac Antonii Palermi assensu, aut picturâ imitari, aut praelo alicubi excusa, pictave vendere praesumpserit, edicto Reg. Majest. multam in diplomate expressam pendito.
Antverpiae imprimebat AEg. Diest, An. 1565, mense Sept.
IN 'T NEDERDUITSCH:
Gy ziet hier, gunstige toeschouwers! de vermaerde Koopstad der Belgen, Antwerpen, naer de levende overeenkomst meetkundelyk afgeteekend door Virgilius van Bononie, en door Cornelius Scribanus Graphaeus beschreven, zynde dezelve door hun beiden in persoon | |
[pagina 271]
| |
gemeten, ten einde U deze, van wyd en zyd zoo zeer beroemde, Stad als voor het oog aenschouwelyk worde voorgesteld, indien de afgelegenheid der plaets U niet mocht toelaten die van naby te komen bezichtigen.
Zy is gelegen in Belgie, op de grenzen van het Brabandsche grondgebied, tegen over Vlaenderen, aen deze zyde en op den boord der schoonste rivier van oud Gallie, de Schelde, van welke de vergode Julius Caesar in zyne gedenkschriften met lof spreekt.
Zy heeft Vlaenderen, en de Schelde, die langs hare muren heenspoelt, ten westen; het land van Braband ten oosten. Doch, al komt de Schelde in deze afteekening smal voor, ter oorzake van de verkorting der doorzichtmate, zy is nogthans, ter plaetse waer zy de Stad raekt, 224 schreden en 12 voeten breedGa naar voetnoot(1).
De gedaente der Stad vormt, gelyk men ziet, byna een halve kring. Men rekent, dat zy thans, na driemael | |
[pagina 272]
| |
vergroot te zyn geweest, binnen den omtrek harer muren, met de noordelyk gelegene Nieuwstad, 5212 schreden bevat, elke schrede van 5 voeten oude Romeinsche, of (daermede gelykstaende) Antwerpsche maet. Zy strekt zich in de lengte op hare middenlyn uit tot 1600, en in de breedte tot 844, schreden.
Men telt er 200 blokken Huizen, door Straten omringd; 62 binnenmuersche Bruggen over Grachten en Ruien liggende, die het water der Rivier in de Stad brengen; omtrent 20 Markten; 12 Wyken of Kwartieren; 36 Kerken met Kloosters, Kapellen, of Godshuizen, en 8 Vlieten, door welke de schepen binnen de vesting komen.
Antwerpen prykt met uitmuntend fraeie Muren, van ongemeene dikte in gehouwen witten steen, hebbende, buiten- en benedenwaerts, 10 Bolwerken van dezelfde bouwstof. Op de muren liggen 7 beschuttingen uit gehouwen steen van gelyke zwaerte, die de Italianen Cavalleros, de Franschen Plates-Formes, | |
[pagina 273]
| |
en de Duitschers PastillenGa naar voetnoot(1) noemen. De Poorten, vyf in getal, zyn met pracht naer de dorische orde uit harden marmer gebouwd, en evenaren de andere vestingwerken in sterkte en hoogte. De buitengrachten rondom de muren, zoo ongemeen breed als diep van water (hetwelk met verborgen goten uit de Rivier wordt getrokken), besluiten de Stad met ontoeganglyke vesten, tot aen den stroom der Schelde. De buitenvlakte gaet tot op vyf honderd schreden van de grachten.
De Toren van de Onze-Lieve-Vrouwe Kerk, hoog 416 trappen (behalven nog 50 voeten), is als het middelpunt der geheele Stad, van waer het oog kan uitweiden langs alle kanten. | |
[pagina 274]
| |
Het nieuwe Raedhuis, in dit jaer 1565 na vier jaren arbeidens voltooid, is een gebouw, wiens weêrga, in verwonderlyke hoeveelheid van ruwe stof, Europa nergens oplevert, en moet voor geene andere wereldwonderen zwichten. Dat de rechtzinnige kunstkenners over dit werk oordeelen!
Het Huis der Oosterlingen, tot veelerlei gebruik geschikt, en ruim en zwierig aengelegd, wordt thans met gelyke snelheid en kostbaerheid opgericht, in dat gedeelte der Stad, waer de laetste vergrooting heeft plaets gehad.
Wie, zonder de vergunning van Meester Pieter Franss, en van Antonius Palermius, zou durven bestaen dit stuk, het zy door afmaling na te bootsen, het zy elders geplaetdrukt of afgeteekend te verkoopen, dat hy de boet verbeure, by open brief van Zyne Koninglyke Majesteit uitgesproken!
Egidius Diest drukte dit binnen Antwerpen, ten jare 1565, in de maend September. |
|