Belgisch museum voor de Nederduitsche tael- en letterkunde en de geschiedenis des vaderlands. Deel 8
(1844)–J.F. Willems, [tijdschrift] Belgisch Museum– Auteursrechtvrij
[pagina 454]
| |
Commissie voor Philip Cotereau, als garde-chartres van Braband,
| |
[pagina 455]
| |
zoodanig, door Gérard Numan, zijn opgevolgd, wiens commissie weêr door den heer De S.-G., in extenso, wordt medegedeeld. Men gelieve nu hier tegen te houden de volgende commissie, welke mij met een aantal oorspronkelijke brieven, rakende de Zeeuwsche zaken onder Alba en Requesens, onlangs ter beschikking werd gesteld: Maximiliaen ende Philips, by der gracien Goids, hertogen van Oistenrijck, van Bourgen, van Lotharinghen, van Brabant, van Lijmburch, van Luxemburch ende van Gelre; greven van Vlaenderen, van Artois, van Bourgonghien; palatinen van Henegouwen, van Hollant, van Zelant, van Namen ende van Zutphen; mercgreven des Heylicx Rijcxs; heren van Vrieslant, van Salins ende van Mechelen, allen den ghenen, die desen onsen brief zellen sien oft horen lesen saluyt. Want t'onser kennesse comen is, dat wijlen meester Jan Schoenhoven, in sijnre tijt verwaerder van den privilegien ende charteren ons lants van Brabant, seer corts aflijvich is gheworden, overmits welckere sijnre aflijvicheyt ons van node is enen anderen in sijn stat, totter selver officien nut ende bequaem wesende, te stellen ende te committeeren: Soe eest, dat wy, desen aenghesien, betrouwende volcomelic der wijsheyt, experientien ende industrien van meesteren Philipse Cotereau, gheboren in onsen lande van Brabant, ende wellich sone ons liefs ende getrouwen stathouders van onsen lenen van Brabant, heren Robbrechts Cotereau, hebben, overmits desen ende andere redenen ons daertoe beruerende, den selven meesteren Philipse, betrouwende volcomelic sijnre wijsheyt ghetrouwicheyt ende goeder ernsticheyt, onthouden, ghemaict ende gheordeneert, onthouden maken ende ordeneeren by desen onsen brieve, tresorier ende verwaerer van onsen charteren van Brabant ende van onsen lande van Over Maze, metten | |
[pagina 456]
| |
toebehooren, om die selve officie van tresorierscape ende verwaerer van onsen voorschreven charteren metten toebehoiren, te hebben, te houden ende te bedienen, wel ende ghetrouwelic, ende allet te doene, dat daertoe behoirt, tot sulcken wedden als daertoe staen, ende ghewoenlic sijn, ende sijne voersaten daeraf jaerlicx hebben pleghen te heffen, ende totten anderen rechten, vryheden, baten, opcominghen ende vervallen, die totter officien behoeren, zoo wel in den rade als elders, al soo langhe als ons ghenoeghen sal; des die voorsz. meester Philips zal ghehouden sijn den behoirlijcken eedt te doen, in handen ons liefs ende getrouwen canceliers van Brabant, meester Karels de Grote, dien wy daertoe gecommitteert hebben, ende committeren, by desen onsen brieven; ontbieden daerom ende bevelen den selven onsen cancellier, dat hy, van den voorz. meester Philipse ontfanghen hebbende den voorz. eedt, den selven meestere Philipse stelle ende sette, oft setten ende stellen doe van onsen weghen in de possesse ende ghebruyck van de officien van tresorierscape ende verwaerer van onse voerz. charteren van Brabant ende van Over-Maze, metten toebehooren, ende hem doe ende late volghen die sluetelen van de tresorien, daer onse voersz. charteren inne besloten ligghen, omme by hem toeganck daerinne te hebben, t'allen stonde, als 't van node sijn sal, ende die te visiteeren, ende wel deuchdelic te verwaerene, metsgaders die repertorische registeren, boeken ende andere dinghen daertoe dienende, alsoe dat ghewoenlic is, ende voirt die selve onse cancellier, ende alle anderen onse ambachteren, richteren ende dieneren dien desen aengaen mach, oft heure stadhouderen, nu sijnde ende die namaels sijn sullen, hem doen ende laten van de voorsz. officien rustelic ende vredelic ghenieten en ghebruycken, ende hem daerinne hulpen bistant doen, als | |
[pagina 457]
| |
't noot wordt, ende hy des aen hem sal behoren; ontbieden voert ende bevelen onsen lieven ende ghetrouwen rentmeester generael van Brabant, Janne van Olmen, oft anderen, die na hem comen sal, dat hy den selven meestere Philipse, alsoo langhe als hy die selve officie houden sal, voirtane uytreyke ende betale, jaerlicx ten termijne, ende in der manieren alse dat ghewoonlic is, die voerz. wedden, ende mits overbrenghende dese onse brieven oft vidimus dairaf onder zegel, authenticq oft copie, by eenighen van onsen secretaryssen ghecollationeert ende gheteyckent, voer eens ende yerstwerve alleenlijc, ende quitantie van den voerz. meesteren Philipse Cotereau, van elcken termijne ende payemente. Wy willen dat allet 't geene, dat men hem alsoe betaelt sal hebben van den voerz. wedden bestaet sy in de rekeninghen ende afghecort van den ontfanghe van ons voerz. rentmeester, Janne van Olmen, of van anderen, die dat betaelt sal hebben, by onsen lieven ende ghetrouwen, den lieden van den cameren van onsen rekenninghe te Bruessel, den welcken wy bevelen, dat alsoe te doene, nyetteghenstaende enighe ordenantien, gheboden oft verboden ter contrarien. Ende des t'oirconden hebben wy onsen zegel hier aen doen hanghen. Ghegheven in onse stat van Middelborch, opten neghensten dach van octobris, ten eenre uren na de noene in 't jaer Ons Heren duysent vier hondert viere ende tachtentich.
By mijnen heer den hertoghe, daer ghy heren Henrick van Witham, heer tot Beersele, Wouter vander Noet, heers van der Ryst, ridderen, meesteren Jan van Houtem, Jan van Watermole, ende andere, by waret.
| |
[pagina 458]
| |
Op den rugge:
Op heden XII daghen in octobris XIIIIc LXXXIV jaer, meest. Phs. Cotereau, ghenoempt in 't witte van desen, heeft gedaen den behoirlijcken eedt van de officien van garde-chartres ende den privilegien 's lants van Brabant, daeraf in 't selve witte mentie ghemaict is, ende van den selve charteren ende privilegien, nyemanden copye te geven sonder consent oft bevel van mijnen ghenaden heer den hertoghe, oft van sijnen cancellier ende raden in Brabant, in handen van meestere Kaerlo de Grote, nu ter tijt cancellier van Brabant, daerby sijnde.
Get. my DE STRATIS.
Ik zie niet dat, hiernaar, iets anders overschiet, dan om a Twee garde-chartres van den naam Jean de Scoenhove, te stellen, eenen in Brabant en eenen anderen in Vlaanderen, of b Aan te nemen, dat een en dezelfde Jean de Scoenhove, eerst garde-chartres van Vlaanderen, en daarna van Brabant is geweest; of eindelyk, c Toe te geven, dat in de opgaven van gezegde heeren archivarii eenige misvatting heeft plaats gehad. Het blijft derhalve wenschelijk dat het onderzoek. hier omtrent, nog eens worde opgenomen, om in dezen, zoo mogelijk, tot zekerheid te komen. Voor het overige onthoude ik mij van al de anteekeningen, waartoe de medegedeelde commissie zou kunnen aanleiding geven. De middelen, waarvan ik te dien behoeve, en zou moeten gebruik maken, verschillen zoo na- | |
[pagina 459]
| |
deelig van degenen, waarover de Belgische heeren beschikken, dat ik in zulk doen geen heil zie.
J.J. DODT v. Fl. | |
Aen den heer opsteller van het Belgisch Museum.Gent den 29 November 1844.
Mynheer,
Ik heb kennis genomen van hetgene de heer Dodt van Flensberg UwEd. heeft medegedeeld, waerdoor zou blyken dat ik een misslag beging, of in dwaling zoude zyn gevallen by het schryven der Voorrede van myn Inventaire analytique des chartres des comtes de Flandres, p. xxv. § II, ten opzichte van den garde-chartres van Vlaenderen, Jan Van Scoenhove. Uit het aengehaelde stuk van den 9 october 1484, de commissie bevattende van Ph. Cotereau, als garde-chartres van Braband, in vervanging van Jan Van Scoenhove, voorgesteld als Onlangs gestorven garde-chartres van Braband, put de Wel-Edele heer Dodt het argument dat er misschien twee charter-bewaerders van dien naem kunnen geweest zyn, een in Braband en een in Vlaenderen. Jan Van Scoenhove kreeg zyne commissie als charter-bewaerder van Vlaenderen den 29 mei 1462Ga naar voetnoot1. In 1467 wordt hy in zyn ambt vervangen door Barthelemy Trottin. Voor zooveel men kan gissen, is het te denken dat in dit zelfde jaer Jan Van Scoenhove overging tot de bediening van charter-bewaerder van Braband, een functie die hy, - volgens het aengehaelde stuk van 1484, - bekleedde tot aen zyne dood, wanneer Ph. Cotereau | |
[pagina 460]
| |
in zyne plaets benoemd werd. Om zulks stellig te verklaren heeft men juist geene zekerheid; maer het is bewezen dat zulke ambt-verwisselingen niet ongemeen waren. Ten einde echter een voorbeeld by te brengen, zullen wy zeggen dat de beroemde Viglius zich in het jaer 1550Ga naar voetnoot1 van de bediening van garde-chartres van Vlaenderen ontdeed om charter-bewaerder te worden van Braband. Jan Van Scoenhove kan dus garde-chartres eerst van Vlaenderen en daerna van Braband geweest zyn. - Zoo ziet men nog in het jaer 1652 de vermaerde regtsgeleerde Stockmans, alsdan garde-chartres van Braband, tot lid benoemd worden van de kamer ingericht ingevolge het artikel 21 van den vrede van Munster (1648)Ga naar voetnoot2. In hope dat Gy deze regelen in uw geëerd tydschrift zult willen opnemen, aenveerd, Mynheer, de uitdrukking myner ware achting.
Bon JULES DE SAINT-GENOIS. |