Belgisch museum voor de Nederduitsche tael- en letterkunde en de geschiedenis des vaderlands. Deel 5
(1841)–J.F. Willems, [tijdschrift] Belgisch Museum– Auteursrechtvrij
[pagina 454]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I. Spreuken aen geestelyke zaken ontleend.Crescit eundo. Sedert de uitgave van ons eerst artikel op dit onderwerp (Belgisch Museum, 1841, bl. 192), hebben wy weder eenige andere spreuken van den zelfden aerd ontdekt. Zy zyn meestal voor ons uit eene levende bron, den mond des volks, gevloeid. Zeker zyn wy er nog verre van af, alles in dit soort opgespoord te hebben. Ook hierin bestaen er plaetselyke spreuken, die, als sommige menschen, zelfs by 't bestaen der yzeren wegen, hunne geboorteplaets, ten minste hunne provincie, nooit overschryden. Ziet hier dan de vrucht onzer laetste ontdekkingen, waerin de zwarte geest weder eene groote rol speelt.
't Zyn Evaes dochteren. Van nieuwsgierige meiskens of vrouwen. Wie was de vader van de kinderen van Zebedeus? Eene vraeg die haer eigen antwoord medebrengt. Hy spreekt de tale Kanaäns. Bybelsch mystiek. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 455]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
't Is gelyk de verwoesting van Jeruzalem. Van een verwarde boêl. Hy kent het van buiten als zynen Catechismus.
Daer helpt geen verbidding aen, al smeeke men by O.L.H. Ons Heer moet zyn getal hebben.
Namelyk in 't midden van 't dorp; dit is iets onaengeroerd laten. Hy is den duivel ontvochten, of: den duivel te slim.
't Wordt als een gemeen spreekwoord opgegeven in 't volksboek Doctor Faustus, Ie kap. 't Is verward als duivels naeigaren.
Hy weet, waertoe hem zyne misdaed zal brengen. De duivel is zoo zwart niet als men hem afschildert.
Ergens slecht van afkomen. De duivel heeft ook onder de menschen zyne martelaren.
Een arm mensch geeft dit wel eens tot antwoord, als men hem over zynen nooddruft spreekt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 456]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De duivel trekke er u uit.
Gedwongen koopen, uit vreeze van niets anders van zyn schuldenaer te bekomen. Hy was als had hy den duivel in 't lyf. - Hy was als een bezetene.
Van die iemand tot eene onaengename tyding voorbereidt. De droes moog' hem halen.
Wanneer men zonder eten of drinken zit. 't Is een engelken in den hemel. Van een jonggestorven kindeken: volkspoëzy! Dat weet de hemel.
Van een hevigen brand. Hy is op een vrydag getrouwd. Van een mislukt huwelyk: zou dit ter oorzaek van den goeden vrydag zyn? Onze heidensche ouders zullen er anders over gedacht hebben: Freida was immers hunne Venus. De vasten is kort voor die te Paesschen moet betalen.
Van een fymelaer. Hy heeft geen verstand genoeg om een pui (kikvorsch) te biechten.
Gelyk men doet voor den geestelyke, die bezit komt nemen van eene pastory. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 457]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hebt gy semi-duplex, duplex festum. - 't Was er duplex festum. - 't Was er slechts semi-duplex, maer toch wel. Gastronomische spreuken, van den misritueel ontleend. 't Staet geschreven. Wil zeggen: 't staet in den Bybel. 't Is al geen evangelie wat er geprent of geschreven staet.
De legende verhaelt, dat de H. Man zyn mantel verdeelde, om er een stuk aen den arme of armen duivel van te geven. De spreuk ziet op hem, die nauwkeurig toeziet aen wien hy schenkt, voor hy schenke. 't Is gelyk de mantel van Ste Coleta. Geheel en al gelapt, gelyk deze mantel berustende is in St-Baefs kerk te Gent. Zy zou geerne gaen ‘In 't klooster van St Ariaen’ daer twee paer schoenen voor 't bedde staen. Een rymke op manzieke meiskens. Waerom juist St-Adriaen in 't spel gebragt? Kamacho lost ons 't raedseltje op: 't komt zoo in 't rym te pas. Met de peerden van St Franciscus. Te voet. Pedibus Apostolorum. Hy heeft een hals als een Augustyn.
Te tieren. 't Stamt af van 't spaensche por los santos, dat de Kastilianen by ons duchtig hebben doen klinken. Zy gebruiken in hunne spreuken veel de heiligen; de Franschen, God; wy, den duivel. Op 't schip van St Reinuit moeten. Wy zagen reeds in ons eerst artikel: Hy moet naer St-Reinuit, voor: hy doet slechte zaken, hy moet stad of land uit; | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 458]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hier wordt zulks nu door een schip aengeduid, dat slechte waren naer elders overvoert. Men herinnere zich 't werk Narrenschip, enz., raer en curieus, en door de liefhebbers sterk gezocht. Hy is gelyk de hond van Alva, die in den vasten vleesch at. In onbruik, ten minste by ons, schynt deze spreuk geraekt, die men in Tuinman ter aenduiding van een slechten roomschen aentreft. Wat het vroeger aengehaelde Magnificat betreft, 't stamt af van magnum, en duidt iets groot aen, als in: Het was magnificat. Het schynt, dat het magnificat is, als hy binnenkomt. Welke laetste spreuk, wanneer men by iemands aenkomst is opgestaen, slechts in het bespottende aenwendt. Wy twyfelen niet, of wy zullen na jaer en dag deze verzameling van spreuken, als een eiland door alluvien, zien aenwassen. Aken en Keulen zyn niet op éénen dag gebouwd. N.B. In 't eerste artikel der spreuken, onder de rubriek God staet de uitlegging: De tyd is voor God en de menschen gemaekt.
Pr. VAN DUYSE. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 459]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
II. Teregtwyzing wegens de wapendichtenGa naar voetnoot1 en het artikel Cornelis de BieGa naar voetnoot2.In het Belgisch Museum, 1841, leest men bladz. 108, regel 5: Die Here van Walvicort en in de noot 2, my onbekend. Het komt my voor dat de naam zal moeten zijn Walincourt, waarvan in de Histoire de Cambray et du Cambresis par Le Carpentier, vol. II, pag. 1064, wordt gezegd, dat Wallincour of Wallincourt porte d'argent au Lion de gueulle, hetgeen overeenkomt met het wapen in het vers beschreven; Carpentier noemt het une très-illustre famille originaire de Cambresis. Een ander geslacht, Wallecourt of Walcourt genaamd, is uit de provincie Namen, voerende een geheel ander wapen. Nog komt voor de familie Warlincourt in Artois. Bladz. 109, regel 12: Her Geraerd mitten Bairde. Het schijnt dat ook een geslacht La Barbe heeft bestaen: zie Le Carpentier, bladz. 189. Bladz. 109: Her Wouter van Manni, by Le Carpentier, bladz. 54, Manny, Mauny, Maugny, portoit d'or à trois chevrons de sable, en alzoo hetzelfde wapen als in het vers wordt opgegeven. Cette famille fut une des plus célèbres du pais de Hainaut; Wautier stierf te Londen 1372, na in Engeland in de hoogste militaire betrekkingen geplaatst te zijn geweest, en onderscheiden overwinningen op de Franschen behaald te hebben. Bladz. 110: Her Diederic van Waelcourt. Deze be- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 460]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hoorde tot het reeds genoemde geslacht van Wallecourt of Walcourt du Namurois, portoit d'or à l'aigle de gueules membré d'azur. Thierry de Walcourt fut gouverneur du Quesnoy, mareschal de Hainaut 1340. In het Belgisch Museum 1840, bl. 268 en vervolgens, over Cornelis de Bie en zyne schriften, valt aan te merken dat zijn werk Het Gulden Cabinet enz. reeds in 1759 in de catalogus van Gs van Loon, No 598 in-4o als raar te zijn, wordt vermeld; thans wordt het zeldzaam voorkomende genoemd; in 1740 werd het uit de Bibliotheek van Vossius in s' Hage, fl. 12 1/2 verkocht. Bij mij is voorhanden een band met onderscheiden van zyne kluchtspelen, hebbende eenen algemeenen titel of titelplaat, waarop C. de Bie, tooneelpoëzy, uitgevoerd in 1747 door S. Fokke. De tooneelen zyn:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 461]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Achter sommigen van deze stukjes vindt men een Tafel van alle de spelen ende kluchten die door Corn. de Bie tot Lier gemaekt en in vele steden ende dorpen op de theaters verthoont zyn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Namen van de spelen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Namen van de kluchten.
Onder deze hiervoren opgenoemde spelen komen eenigen voor, naer ik meen, die in het Belgisch Museum op de lijst derzelven ter aengehaalde plaats niet zijn vermeld.
Rotterdam, april 1841.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 462]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
III. Oplossing van eenige raedsels hierboven bl. 99 en volg.In raedsel I beduidt het cyfer XVII wijve, vermits de W, de IJ en de V van dit woord te samen XVII uitmaken. Wanneer men by dit getal een F en een S voegt dan heeft men wijfvs. Raedsel III ziet op Caïn, wiens vader en moeder niet gewonnen of geboren waren. Hy was de eerste ontginner van zyne grootmoeder de aerde, en versloeg zyn broeder Abel, een der vier eerste menschen. Het woord van raedsel V is pap. |