| |
5 De Algemene SS-Vlaanderen
De mannen van het eerste (SS-)uur
Tijdens de nazomer van '40 verscheen in Vlaanderen een totaal nieuwe politieke beweging op het toneel: de Algemene SS-Vlaanderen. (Alg. SS-Vl.) Zij ontstond op initiatief van de Duitse SS-leiding (Himmler en Berger). Aan de eigenlijke stichting in augustus-september '40 gingen enkele voorbereidende terreinverkenningen vooraf. Hierin speelde dr. Perey, die tot de Duitse inval in België aan de SD te Aken verbonden was en in het begin van de bezetting met de rang van SS-Hauptsturmführer leider van Amt III van de Sipo-SD Dienststelle (de SS-vertegenwoordiging) te Brussel werd, een toonaangevende rol. Reeds de 9de juni '40 gaf Berger hem in Den Haag opdracht in Vlaanderen een Algemene SS te stichten. Himmler, Reichsführer-SS, besprak de aangelegenheid de 23ste augustus '40 met Hitler, waarop diens formeel bevel tot oprichting volgde. De stichting zelf gebeurde zonder voorkennis van het Militair Bestuur (MB), dat hierover ten zeerste ontstemd was. Wat het MB vreesde, was geschied: de Duitse SS zette haar poging tot ‘hineinregieren’ van het ambtsgebied voort, d.w.z. het ondermijnen van het gezag van het MB, een poging die reeds in juli '40 uit de oprichting van de Sipo-SD Dienststelle was gebleken.
Bij de terreinverkenning was ook SS-Hauptsturm-führer (= kapitein) Leib betrokken. Leib was in Den Haag hoofd van de ‘Ergänzungstelle’ van de Waffen-SS, en als zodanig verantwoordelijk voor de werving van Nederlanders en Vlamingen voor de SS-Standarte Westland, die reeds de 25ste mei '40 op bevel van Hitler was gesticht. Met de piepjonge Herman Bruggen, een zoon van de bekende toneelregisseur Staf Bruggen, reisde Leib tijdens de zomer van '40 Vlaanderen af, op zoek naar Vlaamse Waffen-SS-vrijwilligers en tegelijkertijd bezoeken afleggend aan kandidaat-leiders voor de Algemene SS-Vl. Want, aldus Tony Van Dijck, de vierde en laatste leider van de Alg. SS-Vl.: ‘Leib
| |
| |
1
2
3
4
5
6
(1) Bij een vergadering van de Bormskommissie, naast Dr. August Borms, in de uniform van SS-Hauptsturmführer: René Lagrou. Hij zou al van in 1928-29 naar het nationaal-socialisme zijn geëvolueerd. Onderhield alleszins zoals Ward Hermans reeds vóór de oorlog kontakten met de Duitse SS. (2) De dekors bij de bijeenkomsten van de Alg. SS-Vlaanderen waren in die tijd zó reusachtig, dat men moeite heeft om Ward Hermans op het podium te herkennen. Maar blijkbaar was het hem toen veeleer om Hitler dan om Ward Hermans te doen. Zelfs de Vlaamse Leeuw leed er onder de verdrukking. (3) Herman Van Puymbrouck toonde zich vóór de oorlog zó Duitsgezind, dat hij in 1937 uit het VNV en ‘Volk en Staat’ werd gesloten. Patroneerde daarna kleine rabiate nationaal-socialistische groepjes. Stichtte mee de Alg. SS-Vl. en stond vooraan in de DeVlag. (4) Ook de bekende eerste-dirigent van de Kon. Vl. Opera te Antwerpen (1931-44) Hendrik Diels, broer van de al even bekende akteur en regisseur Joris Diels, behoorde tot de oprichters van de Alg. SS-Vlaanderen. Hij maakte de Vlaamse muziek en komponisten vooral in Duitsland bekend, ook tijdens de oorlog. (5) Raf Van Hulse, de hoofdonderwijzer die SS-Stormbanleider voor Oost-Vlaanderen werd en er grote kuis hield. Te Antwerpen herleidde hij drie stormen tot één enkele. Een radikalist dus. Bij de inschakeling van de Alg. SS-Vlaanderen in de grote Rijks-SS werd hij Standaardleider (= kolonel). In september '42 vertrok hij als Kriegsberichter naar het Oostfront. Van maart '44 af bezorgden de Duitsers hem als aspirant-leider van de Hitlerjeugd Vlaanderen zijn grootste ontgoochelingen. (6) Robert Verbelen, betrokken bij de oprichting van de Alg. SS-Vl., waarvan
hij in '41 Stormbanleider voor Brabant en Limburg werd. Tevens als stafleider van de DeVlag van april '43 af symboliseerde hij in zijn persoon de nauwe banden tussen de DeVlag, de uiteindelijke en enig nationaal-socialistische partij in Vlaanderen, en de Alg. SS-Vl. als militie. Zal vooral berucht worden wegens de onder zijn leiding uitgevoerde represailles tegen aanslagen door het verzet.
| |
| |
wist wél aan welke huisdeur hij moest gaan kloppen. Hij had de adressen in zijn vestzak’. Inderdaad. Met twee andere officieren... en met een brief van Berger, chef van het SS-Hauptamt, was Leib recht naar Robert Verbelen getrokken. Verbelen had nog maar pas de gewezen aktivist Piet Van Rossem wandelen gestuurd, die als afgevaardigde van Antoon Mussert, de leider van de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB) in Nederland, hem was komen vragen ook in Vlaanderen een NSB op te richten. ‘Meer dan honderd jaar had men in Holland geen belangstelling voor de Vlaamse Beweging gehad en nu plots waren ze daar, nu geruchten over macht in de lucht hingen. Het was al te doorzichtig, dat Mussert Vlaanderen naar zich wilde toehalen, omdat hij geloofde dat de Duitsers daarmee zouden instemmen’. In zijn brief rekende Berger erop, dat Verbelen zou helpen de Alg. SS-Vl. op te richten en lijsten van mogelijke kandidaten zou bezorgen. Verbelen, die vóór de oorlog niet alleen sekretaris van de Vlaamse Voetbalbond en lid van het VNV was, maar ook toen al met Duitse SS-kringen kontakt had, stelde zijn lijst op, waarop, ten minste volgens hem, o.a. volgende personen voorkwamen: René Lagrou, René Van Thillo, Staf De Clercq, Edgard Lehembre, Reimond Tollenaere, Herman Van Puymbrouck, Ward Hermans en Edgar Delvo. Verbelen zal tijdens de bezetting vlug leider van de Alg. SS voor Leuven en achteraf van Brabant-Limburg worden. Zijn naam zal ook verbonden blijven aan het beruchte Veiligheidskorps, dat tot veelvuldige represailles is overgegaan. Na de oorlog zal hij tot 1956 voor de Amerikaanse inlichtingsdiensten tegen de Sovjet-Unie werken.
Zoals hierna zal blijken diende de Alg. SS-Vl. een menigvuldig doel: de werving voor de Waffen-SS organiseren; Vlaanderen integreren in het Grootgermaanse - lees Grootduitse - Rijk; samenbrengen van hen, die het nationaal-socialisme in Vlaanderen zouden uitdragen; de Vlamingen tot meer nationaal-socialistisch radikalisme opzwepen; para-militaire opleiding van nationaal-socialistische Vlamingen, die later op leidende funkties moesten terechtkomen; een alternatief tegen het VNV vormen en later de militie uitmaken van de DeVlag, de uiteindelijke nationaal-socialistische partij in Vlaanderen.
Dat de Alg. SS-Vl., gemeenzaam ook Vlaamse SS genoemd, nog vóór het formeel bevel van Hitler in de praktijk reeds bestond, blijkt niet alleen uit het optreden van Leib. Want toen Jef François begin augustus '40 uit Frankrijk terugkwam, was er al een afdeling, een ‘Storm’ te Gent. Dr. Perey van de Duitse SS vroeg François met de Dinaso Militanten Orde (DMO) een Vlaamse Alg. SS te stichten, wat François zou geweigerd hebben: die zou in de mogelijkheden van het Dinaso blijven geloven hebben. Lagrou deed het dan maar, bijgestaan door Ward Hermans en Seraf Trio. De officiële stichtingsvergadering had begin september in de lokalen van de SD, Louisalaan 453, te Brussel plaats. Daarbij waren o.a. aanwezig: SS-Hauptsturmführer Leib, eerste SS-Betreuer én in Nederland én in Vlaanderen, dr. Perey van de SD-Aken, advokaat René Lagrou, Ward Hermans, VNV-volksvertegenwoordiger, reeds vóór de oorlog SD-agent en bevriend met Perey, Herman Van Puymbrouck, gewezen hoofdredakteur van Volk en Staat, ‘de ziel der nationaal-socialistische aktiviteit in België vóór 10 mei '40’, Hendrik Diels, pleegzoon van Van Puymbrouck en dirigent in de Koninklijke Vlaamse Opera te Antwerpen, en de uit de VNV-jeugdbeweging herkomstige Antwerpse advokaat Frans Dillen. Volgens Tony Van Dijck en Robert Van Roosbroeck was Maurits Van de Walle eveneens bij de oprichtingsvergadering. Volgens Gravez zouden nog Georges Van Lauthem en Hendrik Heyman aanwezig zijn geweest. Volgens G. Provoost woonde ook Gottlob Berger, chef van het SS-Hauptamt, de stichtingsvergadering bij.
Ward Hermans, één der houthakkers-aktivisten uit '14-'18, was vóór de oorlog van '29 tot '32 Vlaamsnationaal kamerlid, werd toen niet meer herkozen, stapte voor korte tijd over naar het Verdinaso, waar hij echter spoedig met Joris Van Severen - zoals met iedereen - overhoop lag. Hij ging dan maar over naar het VNV, maar ook daar stootte hij Staf De Clercq voor het hoofd, een ‘cavalier seul’ te allen prijze dus. Toen hij niettemin in '39 voor het parlement werd verkozen, dachten velen in die beweging: ‘Verdomd, dat dit ons nog moet overkomen’. (Bert Meuris)
In die 30-er jaren onderhield Hermans kontakten met vooraanstaanden uit de NSDAP, de SS (vooral de SD) en het Vlaams Bureau te Berlijn, dat zelf in betrekking stond met Duitse inlichtingsdiensten zoals de Abwehr.
Bij het begin van de bezetting zette hij zich o.a. bij Rudolf Hess in om de Vlaamse krijgsgevangenen vrij te krijgen, waarbij hij inderdaad veel verdiensten heeft gehad. De Walen liet hij evenwel aan
| |
| |
hun lot over. Reeds van bij de aanvang van de bezetting was hij er opnieuw - nu bij het VNV - vanonder getrokken om een hoofdrol te spelen bij de oprichting van de Alg. SS-Vlaanderen. Als hoofdredakteur van ‘De SS-Man’ ging hij zover, dat hij zijn vroegere VNV-partij aan de schandpaal nagelde: hij stelde dat de Vlaamse SS, in tegenstelling tot het VNV, geen vijf maanden na de kapitulatie had gewacht om zich tot Germaanse lotsverbondenheid en de wil van de Führer aller Germaanse volken te bekennen.
Na enkele maanden trok hij weer weg, nu naar Duitsland, waar hij o.m. in radio Bremen propaganda-uitzendingen voor de Vlaamse arbeiders aldaar verzorgde. Na de evacuatie van begin september 1944 zou hij erin geslaagd zijn Goebbels ervan te weerhouden Elias naar het koncentratiekamp van Dachau te sturen.
Van Puymbrouck en Lagrou hadden ook vóór '40 veelvuldige kontakten met nazi-Duitsland gehad. In '37 waren de ‘Vrienden van het nieuwe Duitschland’ door A. Goossens opgericht, met als officieel doel het vergemakkelijken van reizen naar Duitsland. In feite ging het om een propaganda-centrale ten gunste van nazi-Duitsland en zorgden de ‘Vrienden’ o.m. voor de verspreiding van propagandamateriaal (zoals toespraken van Goebbels, Goering, Hitler en Rosenberg in het Nederlands) in kringen van het VNV, het Verdinaso, het Nationaal Legioen en onder studenten van kolleges en athenea. In '39 legde deze vereniging haar werking voorzichtigheidshalve - ten minste naar buitenuit - stil, omdat zij te sterk gekompromitteerd was. Uit deze ‘Vrienden’ waren inmiddels ontstaan: de Vlaamsche Arbeiderspartij, de Dietsche Arbeiderspartij en de Nationaal-Socialistische Vlaamsche Arbeiderspartij, (NSVAP) alle gepatroneerd door Van Puymbrouck via een dekmantelorganisatie, ‘De Adelaar’. De NSVAP zal in augustus '40 schrijven: ‘Wij, Vlamingen, zijn Nederduitschers, d.w.z. Duitschers, en daaruit trekken wij al de logische konsekwenties. Wij willen in onze hoedanigheid van Nederduitschers, dus van Duitschers, als volwaardige Duitsche volksgenoten en volwaardige staatsburgers in het Rijk ingeschakeld worden’. Onder Duitse druk zal deze NSVAP begin '41 in de Alg. SS-Vl. opgaan.
In '39 verbleef Lagrou, een oud-dominikaan, die een tijdlang in het Verdinaso had gestaan, een tijdlang in Duitsland. Hij zou zelfs met een vliegtuig van de Luftwaffe boven Dantzig gevlogen hebben, toen Duitsland en Polen om deze stad een verbitterde strijd voerden. Toen Lagrou in mei '40 als verdachte werd aangehouden en weggevoerd, werd in de tuin van zijn villa te Ekeren door de rijkswacht een ondergedolven uitzendpost gevonden. Na zijn terugkeer uit Frankrijk liet hij niet na de wegvoeringen politiek uit te buiten, ook tegenover de Duitsers, o.m. in een curriculum vitae, waarin hij schreef dat hij omstreeks 1928-29 naar het nationaal-socialisme was geëvolueerd, de partijpolitiek had verlaten. ‘Ziende dat de Vlaamse knoeierij Vlaanderen slechts ondiensten bewees, heb ik op het ogenblik gewacht tot de Führer ons zou bevrijden’. Nog in '39 voerden Lagrou en Van Puymbrouck besprekingen, die leidden tot de uitgave van het door de Duitse Allgemeine SS gefinancierd weekblad ‘De Vlaamsche Post’, dat zich tot doel stelde de diplomatieke en militaire politiek van Duitsland goed te praten en de meest verregaande neutraliteit van België te verdedigen. Eén van de agenten van Van Puymbrouck en Lagrou was Firmin Parasie. Hij was het, die vóór de oorlog de Duitse financiële steun aan Volk en Staat bekendmaakte en hiertegen het Belgisch gerecht wilde doen ingrijpen, een gevolg van de zich toen reeds afspelende strijd tussen diverse stromingen in Duitsland. Na de Belgische kapitulatie kwam Parasie in dienst van de Sipo te Brussel.
Tot de mannen van het eerste (Vlaamse SS-) uur behoorde ook Gevaert-ingenieur Jef De Langhe. In '31 was De Langhe één van de mede-oprichters van het Verdinaso geweest. In '36 had hij ontslag genomen wegens een geschil met Van Severen. Hij wierp zich op als een specialist in het rassenvraagstuk en onderhield reeds lang vóór de oorlog betrekkingen met geestesgenoten als de rabiate antisemiet Julius Streicher en generaal Ludendorff. In juni '40 verspreidde hij een manifest, waarin werd gesteld, dat de Vlamingen een volk van Germaanse bloede vormden, waarin het sterke vertrouwen van de Vlamingen in de Führer en het nationaal-socialisme werd uitgesproken, en de wens tot vorming van een krachtige Vlaamse nationaal-socialistische beweging werd geformuleerd. Aan het manifest was een formulier gehecht met het verzoek om de Duitse nationaliteit te bekomen. Eén der ondertekenaars was Renaat Rits, één der latere hoofdofficieren van het NSKK (Nationalsozialistisch Kraftfahrer Korps). Volgens een kettingsysteem moest elke ondertekenaar voor tien andere ondertekenaars zorgen. Exemplaren wer- | |
| |
den enkel verspreid onder diegenen, die reeds vóór de oorlog om hun nationaal-socialistische sympathieën bekend stonden. Onder de ondertekenaars van dit manifest werden de eerste kernen van de georganiseerde NSVAP gevormd en de leidende elementen voor de Alg. SS-Vl. gezocht. De Langhe was één van de mede-oprichters van de Alg. SS-Vl. en werd de eerste scholingsleider van deze organisatie. Reeds na enkele maanden gaf hij het op en werd vervangen door Robert Van Roosbroeck. Bij de inschakeling van de Vl.SS in de Germ. SS verdween hij helemaal van het SS-voorplan. Ook de Duitsers vonden hem niet
zo efficiënt.
René Lagrou werd de eerste algemene leider en waarschijnlijk ook de eerste Vlaamse Waffen-SS-er. In augustus '40, als weggevoerde nauwelijks terug uit Frankrijk, nam hij inderdaad gedurende korte tijd dienst bij de Waffen-SS, wat door de ‘Brüsseler Zeitung’ en ‘Volk en Staat’ in de verf werd gezet. Tony Van Dijck, laatste leider van de Alg. SS-Vl., zei hierover ‘dat Lagrou maar symbolisch verdwenen was om terug te komen met het aureool van “Ik ben bij de Waffen-SS” geweest’. Kwestie van carrière dus. Lagrou heeft volgens Van Dijck ook later geen oorlogsfront van ver of dichtbij gezien. Na het eerste verblijf van Lagrou bij de Waffen-SS werd de Alg. SS-Vl. officieel opgericht.
De Gentse VNV-arrondissementsleider August De Wilde was door de Oberfeldkommandantur (OFK)-Gent ervan op de hoogte gebracht, dat Lagrou in verbinding met de SS-leiding te Berlijn was gekomen om in Vlaanderen een gelijkaardige groep op te richten. ‘Eén der officieren van de OFK deelde mij vertrouwelijk mede dat de SS een proefneming was om te zien in hoeverre het zelfstandigheidsgevoel der Vlamingen nog levenskrachtig was. Hij vergeleek de SS aan den hamer van den tandarts die eens op de tanden klopt om te zien hoe ze nog vast zitten’. De 9de september '40 werd von Falkenhausen door Himmler verzocht de nieuwe SS-afdeling, waar nodig, te steunen. In een nota van von Harbou, chef van de Kommandostaf van von Falkenhausen, dd. 26 september '40 wordt vermeld dat de Alg. SS-Vl. ‘reeds’ 80 leden te Antwerpen en 50 te Gent telde. De 15de oktober'40 voerde Berger besprekingen i.v.m. de Alg. SS met het MB (hierbij waren o.a. von Falkenhausen, von Harbou en Reeder aanwezig). Tot ergernis van Berger bleek, dat von Falkenhausen niet op de hoogte was van de struktuur van de SS en zelfs geen onderscheid wist te maken tussen Waffen-SS en Alg. SS. Von Falkenhausen maakte zich ervan af doordat hij de behandeling van deze problematiek in het vervolg volledig aan Reeder overliet. Met Reeder kwam Berger o.a. overeen, dat de Alg. SS-Vl. een boven de partijen staande organisatie zou zijn, die alle Vlamingen zou samenbrengen die bereid waren zich voor de verwezenlijking van een Groot-germaans Rijk in te zetten. De oprichting van een Alg. SS in Vlaanderen betekende volgens Berger niet enkel een versterking van de werving voor de Waffen-SS, maar zij moest in de binnenlandse politiek ook zorgen voor een ‘scheiding der geesten’ om uit te maken wie
wel en wie niet het nationaal-socialisme, en dus de SS, echt was toegedaan: ‘Delen van de Zwarte Brigade hebben zich reeds bij Leib aangemeld en om opname verzocht’. In zijn aktiviteitsverslag dd. 2 november '40 beweert Reeder dat reeds ‘vele bekende persoonlijkheden uit de Vlaamse Beweging’ zich bij Lagrou waren komen aanbieden, onder wie de leider van het Verdinaso, Thiers, de leider van de Dinaso-militie François, de leider van de Dinaso Corporaties Le Roy, verscheidene arrondissementsleiders van de Zwarte Brigade (ZB) en van het VNV, alsook Ward Hermans, Herman Van Puymbrouck, Jan Acke, enz. Ook Dr. Borms zou volgens Lagrou's verklaring veel begrip gehad hebben voor zijn politieke streven. Het ledenaantal bedroeg volgens Reeder eind oktober '40, op minder dan twee maanden tijd, reeds ongeveer 1.000 man. In Bergers rapport voor Himmler dd. 5 november '40 is er sprake van 950 leden. Berger schreef bovendien, dat dagelijks ongeveer 50 mannen om toetreding tot de Vlaamse SS verzochten. De 3de januari '41 meldde Reeder, dat het aantal leden tot 3.200 was opgelopen. Maar die omvatten dan ook veel kaf en weinig koren, wat tot een zuivering zou leiden (zie later).
Raf Van Hulse was er ook reeds zeer vroeg bij. In een interview met de auteur dd. 2 oktober '75 verklaarde hij, dat hij enkele maanden na de stichting van de Alg. SS-Vl. bezoek kreeg van Lagrou, vergezeld door een Duitse SS-officier. Raf Van Hulse verklaarde zich toen akkoord om in Eeklo een kern van de Alg. SS te vormen. Na een maand had hij plaatselijk 30 à 40 personen aangeworven, hoofdzakelijk uit de Jong Nederlandsche Gemeenschap en de Dinasojeugd.
In het begin was er nog geen uniform. Na een tijd kreeg de Alg. SS eerst laarzen van de Duitse SS,
| |
| |
later een volledig zwarte uniform (broek, jas, mantel en kepi met doodskop - de doodskop betekende: alles geven, voor niets terugdeinzen). Aanvankelijk bleef Van Hulse tegelijkertijd hoofdonderwijzer en schaarleider van de SS.
Om de SS in Vlaanderen van de grond te krijgen werden werfvergaderingen georganiseerd, waar zowel voor de Waffen-SS als voor de Algemene SS werd geworven. Een dergelijke vergadering had de 6de oktober '40 plaats ten huize van Van de Walle te Roeselare. De uitnodiging ging uit van Lagrou en was met ‘Heil Hitler’ ondertekend. Aanwezig was o.a. Jef Françcois, de leider van de Dinasomilitie. Volgens het OFK-Gent waren er 125 à 150 aanwezigen. Ward Hermans hield de inleidende toespraak. Da arna deed SS-Hauptsturmführer Leib een oproep om dienst te nemen in de Waffen-SS, en meer in het bijzonder in de SS-Standarte Westland. Kandidaten moesten mannen zijn tussen 17 en 25 jaar. De eerste zes maanden kregen ze hun opleiding in Duitsland. Bij voldoening zouden ze een kontrakt voor twee of vier jaar aangeboden krijgen. Na twee jaar zouden ze het Duitse staatsburgerschap verwerven en na vier jaar hadden ze recht op een funktie bij de politie of op een boerderij van 25 à 30 ha in het Oosten. Vervolgens deed Leib ook een oproep om toe te treden tot de ‘politieke SS in Vlaanderen’. Lagrou voerde er dan kort het woord en deelde wervingsformulieren uit. Na de vergadering verklaarde Lagrou aan François, dat zijn wervingsopdracht hem door de Führer zelf was verleend. Lagrou was bereid de Dinaso-militie globaal in de Alg. SS-Vl. op te nemen als Verdinaso-leider Thiers hiermee akkoord ging. Volgens de Oberfeldkommandantur te Gent was zulks ‘de duidelijke erkenning van de innerlijke waarde van de Dinaso-militie en van de hele Verdinaso-beweging’.
Niet enkel Lagrou, maar ook Perey, die François van vóór de oorlog kende, aasde op de goed gedrilde Dinaso-militie (DMO). Van oktober tot januari '41 voerden leiders van de Alg. SS-Vl. herhaaldelijk besprekingen met François, soms in aanwezigheid van leider Thiers, met het oog op samenwerking tussen de Alg. SS-Vl. en de DMO, maar het kwam niet tot een konkreet resultaat.
De 30ste november '40 werd door Lagrou de officiële oprichting van de Alg. SS-Vl. medegedeeld: ‘De aanvangsperiode van de losse werving is voorbij. Wij hebben thans voldoende materiaal verzameld om onze kaders te beginnen uitbouwen. De Vlaamsche SS wordt heden opgericht’. Bij hetzelfde ‘bevel I/40’ werden tot stormbanleiders aangesteld: Gerard Van de Walle (West-Vlaanderen), Georges Van Lauthem (Oost-Vlaanderen), Jef De Meyer (Brabant) en Seraf Trio (Antwerpen). Later, de 5de september '41 werden tot stormbanleider benoemd: Wim Fret (Antwerpen), Hendrik Heyman (Oost-Vlaanderen), Maurits Bijttebier (West-Vlaanderen), Robert Verbelen (Brabant en Limburg).
| |
De Anschluss: ‘Heim ins Reich’.
Tegen de verwachting van Himmler in was België bij het begin van de bezetting onder een militair bestuur gekomen, dat het VNV bij gebrek aan beter onder zijn vleugels wou nemen. Aangezien Himmler zijn strijd om de macht in Duitsland ook in de bezette gebieden wilde voeren, was hij er vlug bij om ook in Vlaanderen een Alg. SS als onderdeel van de Germaanse Algemene SS in het leven te roepen om als ‘Schutscharen’ op te treden voor de éne nationaal-socialistische beweging, die de Anschluss van Vlaanderen bij Duitsland zou voorbereiden. In tegenstelling tot hetgeen zich in Duitsland had voorgedaan, vormde de Alg. SS toen nog niet de ideologische onderbouw van een bestaande nationaal-socialistische partij. Zulke partij was er in Vlaanderen niet, aangezien het VNV onmogelijk als dusdanig in aanmerking kwam. Eerst maar wanneer de DeVlag zich met ingang van eind '41 als politieke partij geleidelijk zal opdringen, zal de Alg. SS als beschermingstroep hiervan gaan fungeren en dit in augustus '43 officieel worden.
Zo schreef Berger terzake aan Heydrich de 17de december '40, dat de Alg. SS allen moest omvatten ‘die bereid zijn zich voor een Grootgermaans Rijk in te zetten en de vaste wil hebben de nauwe “Anschluss” van Vlaanderen bij Duitsland, desgevallend met geweld, af te dwingen’, m.a.w. evenzeer als in Duitsland moest ook in Vlaanderen de Alg. SS uiteindelijk de lakens uitdelen. Ook Tony Van Dijck liet niet de minste twijfel bestaan: ‘Leib is hierheen gekomen met in zijn achterhoofd de idee van de Anschluss: Vlaanderen als Duitse Gau. Daar twijfel ik niet aan’.
De Alg. SS-Vl. zou van die éne nationaal-socialistische beweging in wording de ‘bovenpartijpolitieke’ para-militaire organisatie worden; die bewe- | |
| |
ging kon in de ogen van de Duitse SS onmogelijk het VNV zijn. Van Dijck: ‘Bij de oprichting van de Alg. SS-Vl. in september '40 was er één politieke partij, het VNV, waarvan de Duitse SS al had uitgemaakt dat de Alg. SS-Vl. nooit de para-militaire organisatie zou kunnen worden (...) De Duitse SS had op dat ogenblik al het kaf van het koren gescheiden (...), zij wist zeer goed dat zij met het oog op de Nieuwe Orde en op 100% verknochtheid aan de Duitse zaak beter terecht kon bij een Ward Hermans, een Van Roosbroeck dan bijv. bij Leuridan of een Elias (...) Ze dachten dat hun haring wel zou braden bij een Lagrou, een Van Puymbrouck’. Reeds lang vóór de oorlog wist de Duitse SS welk (voor haar slecht) vlees zij met het VNV in de kuip had. Schreef zoon Ver Hees van de Abwehr en van het door het Promi gefinancierd Vlaams sekretariaat te Berlijn niet reeds de 20ste juni '38 aan De Clercq, dat volgens de SS ‘het VNV de toekomstige Vlaamsch-nationale, katholieke en Duitsch-vijandige partij zal worden, waarmee iedere betrekking gevaarlijk en tegen de belangen van het Rijk zou zijn’, gelijkaardig aan de mededelingen die Vrijdaghs aan de SD overmaakte?
Ook tijdens de bezetting zag de Duitse SS geen heil in het VNV, omdat het volgens haar tegen de Anschluss was gekant en enkel aan zichzelf dacht. Nadat Berger de 27ste augustus '41 aan Himmler had medegedeeld, dat de Alg. SS-Vl. samen met de DeVlag Vlaanderen op de Anschluss voorbereidde, maakte hij het de 17de september daarop zeer duidelijk, dat het VNV had afgedaan: De Clercq stond tot vóór kort helemaal aan de SS-kant, maar nu had Berger hem door: De Clercq wilde zijn en niet het SS-doel nastreven; hij wilde de SS gebruiken om de toekomstige leider van Vlaanderen te worden. De Vlaamse SS-ers beschouwden de VNV-ers trouwens als een soort regionalisten ‘die nog niet begrepen hadden dat de Vlamingen moesten deel uitmaken van een Groot-Duitsland en dat zij hun particularisme moesten laten varen’. De Vlaamse SS-ers hadden het blijkbaar wel begrepen: zij weigerden als kenteken op hun uniform de Vlaamse Leeuw. De SS-ers minachtten de VNV-ers en hun ‘konventioneel’ optreden.
Weliswaar werd én door de Alg. SS én door het VNV de Germaanse Rijksgedachte beleden, een door de Duitse SS uitgevonden dekmantel voor de binnenskamers door de SS vaak geuite Grootduitse Rijksgedachte, die diende gekamoufleerd omdat bijv. Vlamingen zich heel wat gemakkelijker als Germanen dan als Duitsers wilden beschouwen. Door het VNV werd de Germaanse Rijksgedachte veeleer met de mond beleden, maar tot de Anschluss, die deze gedachte in werkelijkheid, en alleszins in de geest van haar SS-ontwerpers inhield, is het VNV nooit bereid geweest.
Hoe SS-ers daarover dachten blijkt uit een artikel, dat Van Puymbrouck in januari '43 in het DeVlagtijdschrift schreef: ‘Na 20 jaar nationaalsocialistischen kamp, die heel de wereld uit haar demo-liberalistisch moeras heeft opgetild, na 10 jaar nationaal-socialistisch regiem, dat het Rijk heeft groot gemaakt, leggen wij in blind (n.v.d.r. sic) vertrouwen en absoluut geloof het lot onzer Vlaamsche heimat in handen van den Führer. Wat de Führer doet is altijd goed.’
Dat de Alg. SS-Vl. zou gesticht zijn om zelf politieke partij te worden, zoals wel door het VNV werd gevreesd, heeft zij steeds ten stelligste ontkend: ‘De Alg. SS is geenendeele eene politieke partij, zij is zelfs in niets te vergelijken met eene politieke partij’. Ook zo ‘De SS-Man’ van 7 december '40: ‘Wij zijn geen politieke partij. Wij bouwen geen staatsvormende gedachte uit (...) Wij willen ook geen partij zijn’. Ook Leib dd. 7 april '41: ‘Zij moet zich van elke partijpolitieke werking onthouden’.
Wel hield zij over zichzelf voor, dat zij het nationaal-socialistisch gedachtengoed in Vlaanderen moest overhevelen en dat zij de toekomstige leiders in Vlaanderen moest vormen, dat zij was ‘eene keure, een uitlezing naar lichamelijk en geestelijk-rassische maatstaven, (...) de mobilisatie van de gaaf gebleven Nederduitsche Volkskracht’. Lagrou in ‘De SS-Man’ van 10 mei '41: ‘Ik ontving de opdracht om een keurkorps op te richten van politieke soldaten, waarin de dynamische en rassisch waardevolle krachten zouden gebundeld en opgevoed worden tot de leiders, die den levensvorm onzer gemeenschap zullen bepalen’.
De 4de december '41 stelde Kammerhofer tegenover Delvo dat ‘de Vlaamse SS niet de bedoeling heeft een politieke partij te worden. Zodra in Vlaanderen een erkende nationaalsocialistische beweging zal ontstaan zijn, zal de Alg. SS zich hierbij aansluiten en zich hiervoor met alle middelen inzetten. De Alg. SS beoogt het bevorderen van de nationaalsocialistische gedachtenwereld, het helpen tot stand brengen van een nationaalsocialistische beweging, alsmede het beschermen van het Vlaamse volk en de nationaalsocialistische leiders in het toekomstige Germaanse Rijk’.
| |
| |
7
8
9
10
11
12
(7) Gottlob Berger, chef van het SS-Hauptamt te Berlijn en algemene leider van de DeVlag. Vond in Van de Wiele de gedroomde medewerker om Vlaanderen ‘heim ins Reich’ te brengen. (8) Heinrich Himmler, Reichsführer-SS, de tweede machtigste man na Hitler, de man ook van de uitroeiingskampen. Voerde zijn strijd om de macht niet alleen in Duitsland, maar ook in de bezette gebieden. De ‘verdeel en heers’ - politiek was wél een exportartikel. (9) Konstantin Kammerhofer. Deze SS-Brigadeführer slaagde al evenmin als zijn voorganger Leib erin VNV-leider De Clercq tot meer inschikkelijkheid tegenover de Alg. SS-Vl. te bewegen. Hij werd teruggeroepen en vervangen door Jungclaus. (10) In mei '42 vóór het Gravensteen te Gent: de Germaanse SS - Vl., ‘de garante van het onvervalschte Nationaal-Socialisme, de voorvechtster van Vlaanderens Noordrassig en Duitsche-volksche wezen, de draagster van het Rijk’. (11) Ook dat was er bij... (12) Cyriel Verschaeve, de kapelaan van Alveringem, was reeds lang vóór WO II een bewonderaar van de Duitse kultuur en het Duitse volk. In 1940 sloeg voor hem ‘het uur van Vlaanderen’, het uur van het zelfbestuur. Eigenaardig genoeg steunde hij als katholieke priester niet het VNV, maar wel de DeVlag en de Alg. SS-Vlaanderen, die beide onvoorwaardelijk op het Duitse nationaal-socialisme en op de Duitse Rijksgedachte waren afgestemd. Wellicht werd hij hierbij gedreven door zijn ietwat naïeve droomwereld van de Germaanse mystiek.
| |
| |
| |
De zweep op het VNV
Wilde de Alg. SS-Vl. dus, hoewel overlopend van politieke oogmerken, volgens haar eigen verklaring geen echte partij zijn - alleszins naar buiten uit toch niet - dan moest zij des te meer een zweep op het VNV vormen, omdat het VNV zich in de ogen van de bezetters nog niet duidelijk genoeg had geëngageerd. Als dusdanig was zij gewis een sukses. Het VNV had inderdaad alle mogelijke vrees dat de Alg. SS-Vl. de leiding in Vlaanderen zou nemen en het VNV uitschakelen. Deze vrees zette het VNV ertoe aan een steeds verdergaande opbodpolitiek te voeren. Schreef Reeder niet in december '40: ‘De aanwerving voor de Vlaamse SS heeft de indruk verwekt van een grotere Duitse invloed op de politiek van het land. Deze indruk heeft gunstige gevolgen gehad in de leidende VNV-kringen: Staf De Clercq, Tollenaere, Dr. Elias, sekr.-gen. Leemans legden inderdaad een grotere bedrijvigheid aan de dag, voeren persoonlijk anti-Engelse propaganda, nemen de strijd op tegen de vrijmetselarij en het politiek katholicisme’. En in februari '41: ‘De oprichting van de Alg. SS-Vl. oefende een sterke invloed uit op de politieke ontwikkeling in Vlaanderen. Zij bevorderde in gevoelige mate de toenadering van het VNV tot het Rijk, de ontbinding van de NSVAP en de zuivering van het Verdinaso’. De 23ste juni '41 schreef Berger aan Himmler dat ‘wegens de oprichting van de Alg. SS-Vl. als “partij” het VNV ertoe werd gedwongen onze (n.v.d.r. lees SS-) koers te volgen’. Met De Clercq en Tollenaere werd overeengekomen ‘dat SS-Brigadeführer Kammerhofer op verzoek van De Clercq de leiding en de omvorming van de ZB overneemt en hem de Alg. SS-Vl. wordt onderworpen om een gemeenschappelijk opgaan in één enkele groepering
mogelijk te maken’. Ten slotte was ook Heydrich in september '41 duidelijk: ‘De Vlaamse SS heeft het ganse politieke leven in Vlaanderen geaktiveerd’.
| |
Hineinregieren
Wat niet wil zeggen dat het VNV daardoor aan de voorwaarden voldeed om de éné nationaalsocialistische beweging in Vlaanderen te worden. De SS wilde deze zelf in handen hebben en houden. In Duitsland had de SS-methode overtuigende resultaten opgeleverd: het ‘hineinregieren’, het dóórdringen in alle mogelijke organisaties om deze uiteindelijk de grond onder de voeten weg te nemen en hun leden in een verzamelbekken van alle overtuigde nationaal-socialisten, de SS, over te hevelen. Voor Berger dd. 18 oktober '40 was de oprichting van de Alg. SS-Vl. daarom ‘een volledige ommekeer van de tot heden in België gevoerde politiek’. Zij zou de geesten scheiden.
De Alg. SS moest politieke kaderleden voor alle organisaties vormen. Zo infiltreerde de Alg SS bijv. in de Vrijwillige Arbeidsdienst voor Vlaanderen (VAVV). Eind '40 zag te Antwerpen een nieuwe jeugdbeweging het licht: de Vlaamse Jeugd, geleid door NSVAP- en SS-man Wachtelaer. De groep zal midden '41 in de eenheidsjeugdorganisatie (NSJV) worden opgenomen, waardoor het VNV, dat de drijvende macht achter deze eenheid was, een SS-paard van Troje in de jeugdgelederen haalde.
| |
Wervingssluis
Reeds de 15de mei '40, amper enkele dagen na de Duitse inval, had Berger aan Himmler voorgesteld ook Nederlanders en Vlamingen - ook ‘reines deutsches Volkstum’ - voor de Waffen-SS te werven. Reeds de 25ste mei '40 verkreeg Himmler van Hitler het bevel tot oprichting van de Waffen-SS-Standarte Westland. De eerste vrijwilligers werden nog in de zomer van '40 geworven en vertrokken eind september voor hun opleiding.
De Alg. SS-Vl. moest ook dienen om de werving voor de Waffen-SS te vergemakkelijken, een wervingssluis dus. In een order van de 27ste januari '41 schreef Lagrou hierover: ‘Als leden van de Alg. SS-Vlaanderen is het onze voornaamste taak ons met alle middelen waarover wij beschikken te wijden aan de werving voor de Standarte Westland’. Bijgevolg moesten de SS-mannen in de loop van februari elk niet één, zoals in januari, maar twee vrijwilligers aanbrengen. De 18de februari '41 kondigde Lagrou aan, dat hij zelf dienst nam in de Waffen-SS: ‘Ik wil niet dat wij bij onze Noord-Dietsche broeders, bij de Noren en de Denen nog langer ten achter moeten blijven’. Volgens Tony Van Dijck waren misschien 150 van de eerste 500 Vlaamse vrijwilligers voor de Waffen-SS lid van de Alg. SS-Vl., in feite een pover resultaat. Het woord
| |
| |
Waffen-SS zou menigeen afgeschrikt hebben, want dat betekende militaire inzet. Alg. SS daarentegen voorlopig niet, of ten minste niet in dezelfde mate. Spoedig - midden '41 - zal de Duitse SS in de persoon van Berger haar keuze laten vallen op de DeVlag als de uiteindelijke éne nationaalsocialistische beweging, omdat met het VNV toch geen land te bezeilen bleek. Maar niet alleen daarom. De Alg. SS-Vl. heeft nooit een grote toeloop gekend. Daartoe was de dienst en de toegepaste tucht voor velen al te streng. Dienst en scholing eisten te veel tijd en inspanning van hen, die daarnaast ook nog om den brode moesten gaan werken: per week werden in de afdelingen een oefeningsavond en een scholingsvergadering belegd, de talrijke propagandavergaderingen, meetings en kolportage-tochten niet meegerekend. Op het programma van de oefenavond stonden lichaamsoefeningen, sport, militaire oefeningen, terwijl tijdens de scholingsvergadering onderricht werd gegeven in rassenkunde en erfelijkheidsleer, nationaalsocialistische levensbeschouwing, plichten van de SS-man, Vlaamse geschiedenis, Germanendom, ontwikkelingsgeschiedenis der Rijksidee, geschiedenis der NSDAP, haar leiders en formaties, algemene politiek, kulturele, sociale en ekonomische onderwerpen. Het lidmaatschap van de Alg. SS-Vl. zal dan nog na de inval in de Sovjet-Unie sterk dalen wegens het hoog percentage van dienstneming in de Waffen-SS. Daarom zal Berger hoe langer hoe meer op de DeVlag steunen, die hij o.m. wegens het veel groter aantal leden beter geschikt achtte voor zijn plannen. Hij beoogde toen inderdaad dat de DeVlag het VNV zou vervangen en op de Vlaamse SS als haar militie zou kunnen steunen. De DeVlag en Alg. SS waren trouwens sterk verweven: velen waren tegelijkertijd lid van de De-Vlag en
de Alg.SS. Eens dat Berger zijn aandacht van de Vlaamse SS naar de DeVlag zal verleggen, zal deze het orgaan tot verspreiding van de SS-ideologie in Vlaanderen worden, terwijl de Alg. SS dan de DeVlag als ‘schutschare’ als stoottroep, zal bijstaan en er mee twee handen op één buik leggen.
Inmiddels was de 7de december '40 het eerste nummer van het weekblad ‘De SS-Man, Kampblad voor de Algemeene Schutscharen-Vlaanderen’ verschenen. Ward Hermans was de eerste hoofdredakteur, reeds na enkele maanden opgevolgd door Wim Fret, die zelf korte tijd nadien gewestleider van de DeVlag voor Antwerpen-Kempen werd. In mei '41 werd Maurits Van de Walle de nieuwe hoofdredakteur. Wim Wuyts was redaktiesekretaris. Het blad werd elke week door al dan niet geüniformeerde SS-mannen gekolporteerd, echter niet aan de kerken. Volgens de SD-Brussel kende ‘De SS-Man’ een vrij grote weerklank. De 15de januari '41 zou de gedrukte oplage 15.000 exemplaren hebben bedragen. De Alg. SS-Vl. publiceerde ook ‘Scholingsbrieven’, die voor de vorming van de leden in zuiver nationaal-socialistische geest bestemd waren.
| |
Veel kaf...
Einde '40 - begin '41 kende de Alg. SS een betrekkelijke toeloop, o.m. een gevolg van de ontbinding van de NSVAP, waarvan leider Wachtelaer haar leden sterk had aangespoord naar de Alg. SS over te gaan, wat deze ook deden. De meeste nieuwe leden waren echter volgens de SD uit de Zwarte Brigade van het VNV herkomstig.
Reeds in december '40 had Reeder op het bestendig gevaar van infiltratie van twijfelachtige elementen in de Alg. SS-Vl. gewezen. Daarom werd tot zuivering van deze organisatie overgegaan. Een afgevaardigde van de Duitse Alg. SS kwam daartoe uit Duitsland. Volgens Van Hulse dd. 2 oktober '75 mochten ‘alleen idealisten lid zijn van de Alg.SS, zij mochten niet zichzelf dienen, maar zij mochten wel “een goede positie” ambiëren. Zij mochten ook anderen niet terroriseren of willekeurig macht uitoefenen (bijv. Joden bestelen)’. Van Hulse zelf werd door SS-Brigadeführer Kammerhofer met de zuivering te Gent belast, ‘omdat hij mensen kon weigeren’. Zo zond Van Hulse een aantal avonturiers en o.a. ook een homofiel wandelen. Na de zuivering bleven er te Gent van de 240 man in de twee aldaar bestaande stormen nog slechts 92 over. Ook stormbanleider Van Lauthem werd afgezet. In zijn plaats werd Van Hulse stormbanleider voor Oost-Vlaanderen. Hij had toen als onderwijzer verlof zonder wedde ‘om studieredenen’ aangevraagd en bekomen. Als stormbanleider van de Alg. SS kreeg hij dezelfde wedde als die van onderwijzer. Ook te Antwerpen zuiverde Van Hulse verscheidene leden weg: hij herleidde 3 stormen tot één enkele. Van Hulse verklaarde de aanwezigheid van zovele avonturiers (die in uniform drank en derg. uit Frankrijk naar België smokkelden) door
| |
| |
het feit ‘dat zich in uitzonderlijke omstandigheden als een oorlog twee soorten mensen het eerst aanmelden: idealisten en absolute minderwaardigen’.
| |
... en weinig koren
Niet elke aanwinst was een avonturier. Cyriel Verschaeve verklaarde dat de Vlaamse SS de enige organisatie was, die Vlaanderen nog kon redden. Robert Van Roosbroeck, Jef Van de Wiele en Prof. Hentze, allen lid van de na de kapitulatie opgerichte Vlaamse Kultuurraad, waren ook lid van de SS geworden. De dichter Ferdinand Vercnocke eveneens.
Nadat einde '40 spanningen tussen de Zwarte Brigade van het VNV en de Alg. SS waren gerezen, werd door Reimond Tollenaere, kommandantgeneraal van de ZB, een ‘Burgfrieden’ met de Alg. SS gesloten. Hierin werd o.m. bepaald dat VNV-ers voortaan lid van de Alg. SS konden worden. Zowel het VNV als de Alg. SS kwamen vrij vlug na het sluiten van dit wapenbestand tot de bevinding, dat de andere partij zich niet aan de gemaakte afspraken hield. Veel winst voor de SS zat er bijgevolg niet in.
Begin maart '41 oordeelde het MB, dat de toenadering van het VNV tot de Rijksgedachte, de ontbinding van de NSVAP en de ‘zuivering’ in het Verdinaso waarschijnlijk wel te danken waren aan de stichting van de Alg. SS-Vl., maar dat het toch beter was dat die Alg. SS zich niet meer zou inlaten met de dagelijkse politiek - zij deed inderdaad het werk van een partij zonder de naam daarvan te hebben - en zich zou beperken tot wereldbeschouwelijke scholing. De dagelijkse politiek moest het VNV worden voorbehouden. Ook over het naleven van deze verordening ontstonden wrijvingen tussen het VNV en de Alg. SS-Vl.
Ondertussen bleef de Alg. SS-Vl. in de richting van o.m. het Verdinaso en zijn militie uitbreiding zoeken. Een brief dd. 10 februari '41 wijst erop, dat Lagrou en Trio hierover aan het onderhandelen waren met de leiding van het Verdinaso. Uit een brief van 7 april '41 van Leib aan Cornelissen (SS-stormbanleider in Limburg) blijkt bovendien, dat naar de militie van Rex-Vlaanderen en de Zwarte Brigade van het VNV werd gelonkt. Maar ook daar was het resultaat pover.
| |
De anderen moeten volgen.
De uitbreidingsplannen van de Vlaamse SS werden doorkruist door de oprichting, de 10de mei '41, van de VNV-Eenheidsbeweging, waarbij Rex-Vlaanderen en een deel van het Verdinaso zich aansloten. Reeder had zich in april '41 tegen een mogelijke inschakeling van de Alg. SS in het VNV uitgesproken. Het afzonderlijk blijven van de Alg. SS bood immers een goede mogelijkheid ter kontrole en aansporing, een stok achter de deur, om het VNV te beletten ‘nog in zijn traditionele oude opvattingen te vervallen’.
De animositeit tussen het VNV en de Alg. SS bleef bestaan. In een rondschrijven van Lagrou aan de SS-leden dd. 10 mei '41 antwoordde de SS-leider op een aantal volgens hem ongegronde beweringen, die door het VNV over de Alg. SS werden rondgestrooid. Volgens Lagrou was de SS geen politieke partij. ‘Zij is niets anders dan een formatie van NS soldaten, een stoottroep die het NS in Vlaanderen uitdraagt en het instrument is in handen van den Führer om Vlaanderen tot zijn natuurlijke Nederlandsche-Nederduitsche-Germaansche bestemming te brengen. (...) Waar zij voorgaat volgen de anderen. (...) De SS wordt niet ten dienste van het VNV gesteld, daarover kan geen twijfel bestaan. Iedereen ziet dat een vergelijking met de toestanden in het Rijk niet opgaat. De SS blijft zelfstandig werken aan de opvoeding en de drilling harer manschappen, aan het uitdragen der echte nationaal-socialistische wereld- en levensbeschouwing, aan het voorbereiden van het terrein voor de groote definitieve beslissingen van den Führer. (...) Het VNV beweert thans het eerste Vlaamsche vrijwilligerskorps te vormen. Sedert 25 mei '40 bestaat het Führerbevel tot opstelling der Standarte Westland. De Alg. SS heeft voor de Waffen-SS tot heden ruim 600 man geworven, niettegenstaande de tegenwerking van alle partijen in Vlaanderen. (...) Vergeet niet, wij zijn de spits van Vlaanderen. Wij plantten het nationaal-socialisme hier als de anderen nog te parlementeeren zaten.’
Ondertussen was de nochtans reeds 36-jarige Lagrou de 16de februari '41 door de Duitsers naar de Waffen-SS gestuurd, opdat hij volgens Tony Van Dijck ‘met deze dienstneming zou kunnen uitpakken om zijn imago als leider van de Algemene SS-Vl. op te vijzelen. (n.v.d.r. Lagrou kwam terug uit het opleidingscentrum van de Waffen-SS voor bui- | |
| |
13
14
15
16
17
18
(13) Historicus Robert Van Roosbroeck aan het woord tijdens de Duits-Vlaamse kulluurdagen te Brussel in augustus 1943. Tijdens WO II liet hij het VNV achter zich, werd scholingsleider van de Alg. SS-Vl. en speelde een vooraanstaande rol in de DeVlag. (14) Jef Van de Wiele op de eerste rij in burger met aan zijn rechterzijde Richard Jungclaus tijdens één van de vele plechtigheden waarbij hij vooraan stond. (15) en (16) Ferdinand Vercnocke, de dichter van de Germaanse heldenepiek ... en van de ‘Ode aan Hitler’. (17) 8.11.42: vóór de marsj van de Alg. SS te Antwerpen schouwt Richard Jungclaus de Vlaamse manschappen. (18) Reimond Tollenaere leidt de 18de mei 1941 de regimentsdag van de Zwarte Brigade te Brussel. In de machtsstrijd tussen het VNV en de Alg. SS-Vlaanderen riep hij hierbij op tot dienstneming in de Waffen-SS, dus nog vóór van enige bestrijding van het bolsjevisme sprake kon zijn. Bleef als politieke leider konsekwent, doordat hijzelf naar het Oostfront trok en daar onder eigen (Spaans) geschut om het leven kwam.
| |
| |
tenlandse vrijwilligers te Sennheim met de rang van Hauptsturmführer en met het “Kriegsverdienstkreuz”.) Vergeten we niet dat voor de Duitsers de hoofdzaak was uit de Alg. SS-Vl. een kern van werving voor de Waffen-SS te bouwen’. In februari '41 nam Ir. Jef De Langhe de leiding van de Alg. SS-Vl. waar, en bleef dit ook nog doen na de terugkeer van Lagrou in België in juni '41. Lagrou nam inderdaad - eigenaardig genoeg - het bevel over de Alg. SS-Vl. niet opnieuw op, bleef nochtans SS-Hauptsturmführer en verdween als ‘Generale Sekretaris der Kommissie Rechtsherstel’ (Borms-kommissie) van het voorplan. Volgens Tony Van Dijck zou hij als beschermeling van Leib aan de dijk zijn gezet, samen met zijn beschermheer, die niet zou kunnen weerstaan hebben aan de veelvuldige korruptie in bezet België. Lagrou zou daarop voor de SD hebben gewerkt.
De 10de juli '41 werd SS-Hauptsturmführer Leib als Duitse verantwoordelijke voor de Alg. SS-Vl. vervangen door SS-Brigadeführer Kammerhofer. Deze had als eerste opdracht een oplossing te zoeken voor de voortdurende konflikten met het VNV, wat Leib volgens de SS-leiding niet had kunnen voorkomen. Anderdeels zou Leib, zoals gezegd, bij korruptie betrokken zijn geweest. Kammerhofer werkte een plan uit, dat erop gericht was een Vlaamse Nationaal-Socialistische Beweging tot stand te brengen, waarin alle politieke groeperingen zouden geïntegreerd worden. Hiertoe zouden de DM/ZB, de Nationaal-Socialistische Jeugd Vlaanderen (NSJV) en de Alg. SS als zelfstandig blijvende formaties ‘aan de zijde van het VNV’ treden. De Clercq zou omringd worden met een beperkte Raad van Leiding, bestaande uit zijn plaatsvervanger en de leiders van de drie andere formaties. Het kwam er uiteindelijk op aan de macht van De Clercq en van het VNV aan banden te leggen.
Om de SS-mannen moreel voor te bereiden op eventuele koerswijzigingen ontvingen zij van Raf Van Hulse, toen stormbanleider voor Oost-Vlaanderen, volgende mededeling dd. 14 juli '41: ‘Als U over kort de definitieve beslissing wordt medegedeeld dat de SS-Vlaanderen heeft besloten samen te arbeiden met andere formaties als VNV, NSJV en ZB/DMO voor de verovering en de NS-vorming van ons volk, bestaat er voor geen enkel SS-man reden tot eenig wantrouwen of tot opstandig morren (...) De waarheid is dat aan den vorm, aan den inhoud, aan het doel der SS niets verandert, dat de SS niemand wordt ondergesteld, dat alleen Adolf Hitler onze leider is aan wien allen wij dan ook den eed van trouw zullen afleggen in de handen van H. Himmler. Heil Hitler.’
Het voorstel Kammerhofer werd evenwel begin augustus '41 door het VNV afgewezen, ook al had Verbelen aan De Clercq duidelijk gemaakt, dat deze slechts met de Alg. SS-Vl. aan de macht kon komen. De Clercqs tegenvoorstel om de Alg. SS aan het VNV ondergeschikt te maken was uiteraard voor Berger en Himmler onaanvaardbaar. Het plan Kammerhofer was een totale mislukking. Kammerhofer werd op voorstel van Berger de 31ste maart '42 teruggeroepen en reeds 's anderendaags door Jungclaus als leider van de SS-Abschnitt Flandern vervangen.
Volgens J. Franqois in ‘Berkenkruis’ van november '79 werd Tollenaere begin '42 op bevel van Kammerhofer en met akkoord van De Clercq van het Oostfront teruggeroepen ‘om de Algemene SS in het raam van de eenheidsbeweging onder te brengen’. Deze stelling is op grond van volgende feiten onhoudbaar:
- | de Alg. SS ‘in naam van de eenheidsbeweging onderbrengen’, wat De Clercq met zijn tegenvoorstel op Kammerhofers plan had beoogd, was ook door Kammerhofer afgewezen; |
- | in september '41 beschouwde de Duitse SS-leiding de opdracht van Kammerhofer (bundeling van de Alg. SS en de eenheidsbeweging) als mislukt, en wilde Berger deze uit Vlaanderen laten terugroepen - wat einde maart '42 inderdaad gebeurde; |
- | in oktober '41 reisde Kammerhofer met De Clercq en Delvo naar het Oostfront. Met Tollenaere en François werden de binnen de eenheidsmilitie gerezen moeilijkheden besproken. Er werd overeengekomen dat Tollenaere kort daarop naar Vlaanderen zou terugkeren om de militie opnieuw te leiden; |
- | in december '41 zette ook Kammerhofer een punt achter zijn inspanningen om de Alg. SS en het VNV nader tot elkaar te brengen. Tot dan was zijn VNV-pion bij deze inspanningen niet Tollenaere, maar Delvo; |
- | van augustus '41 af besloot Berger de DeVlag te ‘aktiveren’ om samen met de Alg. SS-Vl. voor het onvoorwaardelijke nationaal-socialisme te winnen. Voor de Duitse SS-leiding, waarvan Kammerhofer rechtstreeks afhing, had het VNV toen reeds afgedaan. Ten hoogste werd nog gepoogd om de
|
| |
| |
| SS-goedgezinde Delvo als ‘splijtzwam’ in het VNV aan te wenden. |
Het is bijgevolg niet denkbaar dat Kammerhofer nog begin '42 zou gepoogd hebben beide organisaties te verzoenen op basis van een idee, die grotendeels aan de verwachtingen van het VNV beantwoordde. Veeleer is het zo, dat De Clercq Tollenaere van het Oostfront terugriep om de militie van de eenheidsbeweging in handen te nemen.
| |
De lste SS-Standaard Vlaanderen in de ‘groote Rijks-SS’
De 6de september '41 werd in ‘De SS-Man’ meegedeeld: ‘De hoogste Rijks-SS-leiding heeft geoordeeld dat het oogenblik gekomen is om deze eerste ontwikkelingsperiode af te sluiten om de Algemeene SS te hervormen en totaal in te schakelen in de groote Rijks-SS’. Daarom werd met ingang van de lste september '41 de Alg. SS-Vl. tot lste SS-Standaard Vlaanderen omgedoopt, die 4 bataljons en 18 kompagnieën omvatte. Raf Van Hulse werd de nieuwe Standaardleider (kolonel) en bleef dat tot augustus '42, waarna hij de 12de september '42 als Kriegsberichter naar het Oostfront vertrok om dan uiteindelijk in mei '44 inspekteur van de Hitlerjeugd-Vlaanderen te worden. Als uniform werd deze van de Duitse SS aangenomen, zonder afwijkende emblemen zoals bijv. de Vlaamse leeuw, wat volgens Berger toch maar ‘het begin van separatisme’ betekende. In september '41 waren er volgens Berger 1.800 leden, van wie er ongeveer 600 naar de NSKK of als ‘Betreuer’ in de Organisation Todt (OT)-werkkampen van Lorient (in Frankrijk) vertrokken waren. 1.000 leden waren bij de Waffen-SS. Hierover schreef ‘De SS-Man’ van 6 september '41: ‘Met trots gedenken wij onze kameraden bij de Waffen-SS die, daarginds, Europa van het Joodsch-Aziatisch monster helpen bevrijden’.
| |
Een aap met een hoed op bij de Alg. SS
Aanvankelijk werden de strenge SS-selektienormen qua rasgeschiktheid (groot, Germaans type) ook in Vlaanderen toegepast. Doch bij de vorming van de SS-Vl. diende men dan, volgens Tony Van Dijck, ‘zoveel mensen af te keuren, dat men het vanuit politiek nazi-standpunt zonde vond al die mensen de laan uit te sturen. Dan heeft men het berucht Vlaanderen-Korps uitgevonden: wie op grond van fysieke en racistische beweegredenen werd afgekeurd voor de SS, die kon toch dienst nemen in het tweederangs Vlaanderen-Korps; dat waren geen SS-mannen maar FK-mannen (n.v.d.r. Flandern Korps), die naar buitenuit aan hun uniform een detail gewijzigd zagen: ze mochten géén SS-runes dragen’. Ook bij de keuringen voor de Waffen-SS moest men de selektiecriteria afzwakken. Van Dijck: ‘In Vlaanderen trommelde men in den beginne 200 mensen samen voor een keuring Waffen-SS, en er zijn er maar 13 van overgebleven. (...) Indien ze zich hadden gehouden aan het criterium van 1,78 m, dan zouden ze de droom van Himmler en Hitler nooit kunnen verwezenlijkt hebben, nl. divisie naast divisie in de rangen van de Waffen-SS te plaatsen (...) De eerste SS-mannen moesten 1,78 m groot zijn, blonde haren hebben; de laatste waren Kirgiezen en Mongolen, overgelopen van de Vlassov-Armee anno '45. Dat zijn de twee uitersten. Dat alleen bewijst dat het systeem van de rassenselektie door de SS één fameuze waterblaas was. Ook hier in Vlaanderen waren de eerste aangeworvenen streng geselektioneerd, maar op het laatst kon een aap met een hoed op lid worden van de Algemene SS’.
Bij een nauwgezette inachtneming van de oorspronkelijke selektie-gronden ware de Alg. SS-Vl. een onaanzienlijke kern gebleven. Daarom omvatte het Vlaanderen-Korps, dat de 18de september '41 werd opgericht, de SS-kandidaten, die qua gestalte en qua raszuiverheid niet geschikt waren, plus ook de meer dan 40-jarigen. Dit korps nam evenwel aktief aan de inzet deel, het werd geoefend en gedrild maar in mindere mate dan de aktieve SS-mannen, de uniform was gelijk op de jas na, het aantal uren verplichte dienst per maand bedroeg 10 i.p.v. 16 voor de aktieve SS-ers. Berger beweerde in september '41, dat het aantal leden van dit korps 2.800 bedroeg.
Benevens de aktieve SS-leden en het Vlaanderen-Korps waren er nog Beschermende Leden. Hun bedrijvigheid beperkte zich tot financiële en morele steun (o.a. aanwezigheid op feesten en scholingen). Door de oprichting van het Vlaanderen-Korps kon een deel van de Beschermende Leden van de Alg. SS ook tot de SS-militie zelf toetreden, waardoor de BL ‘voortaan dus nog alleen voor vrouwen en oude mannen, voor SS-mannen of SS-militairen met dienstverlof om ziekte, arbeidstoestand enz., zal bestaan’.
| |
| |
De Alg. SS-Vl. was ingedeeld in 5 Stormbannen: Antwerpen, Brabant, Limburg, Oost- en West-Vlaanderen. Iedere stormban was onderverdeeld in stormen en deze op hun beurt in troepen. In Wallonië was er één storm voor de Vlamingen, die te Luik woonachtig waren. Sedert eind '41 bevond het hoofdkwartier zich in de Van Orleystraat te Brussel. Tijdens de bijeenkomsten van de SS-leden werd militair en politioneel gedrild en ‘weltanschauliche Schülung’ verstrekt, want zei ons Jef De Ridder: ‘90% van de Vlamingen, die bij de SS-Vl. kwamen, wisten niets af van het nationaalsocialisme’.
| |
De schuts van ras en bloed
Bij de verspreiding van de nationaal-socialistische idee werd de nadruk gelegd op het elite-beginsel van de SS alsmede op de rassentheorie. De SS eiste van de leden niet enkel bepaalde diensten, maar legde hun ook een aantal leefregels op. Kern hiervan was de trouw: trouw aan zichzelf, aan sibbe (vrouw en kinderen) en kameraden, trouw aan Führer en volk, trouw aan leer en wet. Vandaar de leuze: ‘Meine Ehre heisst Treue - Trouw is mijne eer’. Wie de trouw brak verloor zijn eer en werd uit de SS-gemeenschap gesloten. Dit gold als de grootste schande. Ook de raszuiverheid mocht in geen geval aangetast worden.
Zo verscheen in ‘De SS-Man’ dd. 22 november '41 een uitgebreide tekst onder de titel: ‘De jeugd van Noordschen bloede moet het geslacht voortzetten. Grondregels bij de keuze van een echtgenoot’. Hierin staat o.m. te lezen: ‘Alles wat gij zijt, zijt gij uit kracht van uw volk, van uw bloederf en niet door eigen verdienste. (...) Zijt gij gezond en krachtig, gaat dan niet ongehuwd door het leven. (...) Als Germaan moet gij een huwelijkskameraad van gelijken bloede kiezen. (...) Bloedvermenging van verscheidene rassen scheppen een wanverhouding. Vermengingen van verschillend bloed (verbastering) voeren dikwijls tot ondergang van mensch en volk. De ondergang wordt te sneller voltrokken, naarmate de rasmatige eigenschappen minder bij elkander passen. Houdt U daarom ver van vreemdaardige, buiteneuropeesche rassen. (...) Verschaft U inzicht in den geslachtsboom van uw toekomende echtgenoote! Gij huwt niet slechts met uw aanstaanden echtvriend, doch in zekeren zin ook met haar voorouders. Want waardevolle nakomelingen kunnen alleen van waardevolle voorouders worden verwacht. (...) Derhalve moet gij niet dien enkelen goeden mensch huwen, uit een voor het overige minderwaardige familie (...) Zijt gij onzeker, eischt dan een erfbiologisch getuigschrift en haalt raad bij een arts. Er bestaat geen grooter waarde in het leven als de erfmassa van een edel bloed. Geen arts ter wereld kan een vernielde erfmassa redden (...) Uw huwelijk moet kinderrijk zijn! Eerst wanneer uit elk huwelijk 4 kinderen voortspruiten, is het bevolkingscijfer verzekerd. Vele en waardevolle kinderen verhoogen de waarde van een volk en vormen den zekersten schuts voor zijn voortbestaan. Gij zelf vergaat. Doch wat gij uw nageslacht schenkt, leeft eeuwig verder. Daarin vindt
gij uw opgang. Uw volk leeft eeuwig!’
Tevens werd tot aktie tegen de daling van het geboortecijfer opgeroepen zoals in ‘De SS-Man’ dd. 31 januari '42. ‘Meer kinderen, Vlaming! (...) De SS, die de schuts is van ras en bloed, is in wezen een familie-aangelegenheid. De SS is geen mannenbond en zal ook niet ten onder gaan aan dit euvel van alle vroegere mannenorganisaties. Waar de man SS is, zijn het ook de vrouw en de kinderen. Wij moeten echter deze ideeën verspreiden en onze volksgenooten bewust maken dat de kracht van ons in wezen nog oer-gezonde Vlaamsche volk ligt in het bloed, dat wil zeggen in den onophoudenden stroom die gaat van de ouders naar een talrijke en gezonde nakomelingschap’.
In ‘De SS-Man’ werd ook regelmatig aandacht besteed aan hetgeen werd genoemd ‘den huidigen stand van het Jodenvraagstuk in Europa’. Uit de toespraak van Rijksredenaar Eidt tijdens het oogstdankfeest van de NSDAP te Antwerpen werden in ‘De SS-Man’ van 17 oktober '42, o.m. volgende woorden aangehaald: ‘In het Oosten, vooral bij Lublin in het voormalige Polen, zijn reusachtige ghetto's opgericht geworden, waar de Joden nu eens eindelijk in den letterlijken zin des woords moeten werken - en hard - om hun brood te verdienen. Tegen het gevaar dat de Joden zich nog al te zeer zouden voortplanten, zijn ook afdoende maatregelen - en zeer humane natuurlijk - getroffen’. Op dat ogenblik was de uitroeiing van de joden en andere bevolkingsgroepen al volop bezig.
| |
| |
| |
Jef François: Nieuwe bezems keren goed
De 1ste september '42 telde de 1ste SS Standarte Flandern 430 en het Vlaanderen-Korps 800 man, samen dus 1.230. Er waren ongeveer 4.200 BL-leden.
Leider Van Hulse was in augustus '42 naar het Oostfront vertrokken. Nadat J. Francois van datzelfde front was teruggekeerd - bij de Waffen-SS was hij als ongeschikt voor wapendienst verklaard - belastte SS-Brigadeführer (= generaal) Jung-claus, die in april '42 Kammerhofer had opgevolgd, hem in november '42 met het bevel over de voortaan officieel geheten ‘Germaansche SS-Vlaanderen’. Volgens François behoorde hijzelf toen niet tot deze Germ. SS, was hij wel officier in de Waffen-SS. Men moest nl. geen lid van de Germ. SS zijn om lid van de Waffen-SS te worden. Jungclaus zou bij die gelegenheid aan François gezegd hebben: ‘Gij moet mij van die bende iets maken zoals uw DMO destijds’. Vóór de oorlog had Jungclaus als adjudant van Himmler de landdag van het Verdinaso te Brugge bijgewoond. Jungclaus stond met man en macht achter de Alg. SS én achter de DeVlag, die reeds vóór zijn komst duidelijk de politieke toer was opgegaan. Met het VNV ging Jungclaus alleen voor de vorm om. Doch daaruit was hem nochtans volgens Jef François zeer duidelijk geworden, dat de VNV-politiek niet strookte met hetgeen de SS beoogde, omdat het VNV aanleunde bij het Militair Bestuur, geen zuivere nationaal-socialistische politiek voerde, het Grootgermaanse rijk slechts met de mond beleed en teveel op de zelfstandigheid van Vlaanderen stond.
Na zijn aanstelling voerde François onmiddellijk een zuivering door. ‘De stormen Gent, Antwerpen en Brussel funktioneerden goed, d.w.z. er werd werkelijk dienst gedaan, maar de stormban West-Vlaanderen bestond voor tweederde uit smokkelaars. Zo smokkelden sommige SS-ers in uniform sigaretten over de Franse grens, die ze in Frankrijk inruilden voor cognac’. In totaal heeft François, naar eigen zeggen, meer dan 300 leden van de Germ. SS uitgesloten, en daarom was hij er ook niet graag gezien. Einde '42 bedroeg de getalsterkte van de Germ. SS volgens de eigen verklaringen van Francois nog slechts 100 tot 125 man, en deze van het Vlaanderenkorps 300 tot 400 man.
Hij spoorde de leden ook aan naar het Oostfront te gaan. ‘Ze waren immers overtollig in Vlaanderen’. Rond de periode van Stalingrad ging François bij Jungclaus om hem zijn voornemen bekend te maken, dat hij zijn mannen wilde verplichten naar het Oostfront te vertrekken. Alleen vaders van twee of meer kinderen en mannen ouder dan 40 jaar mochten blijven. ‘Jungclaus stemde met dit plan in. Door intriges van Duitse Betreuers kwam het echter niet tot dienstverplichting’. Dienstverplichting had inderdaad voor deze Betreuers betekend, dat zij hun ‘bonne planque’ in Vlaanderen zouden kwijtspelen en naar het front zouden worden gestuurd. Niettemin meldden 200 SS-leden zich vrijwillig, die François als Transportführer naar het front vergezelde.
| |
De Alg. SS-Vl. ziet het groot
Van begin '42 af werden Alg. SS-afdelingen opgericht voor de in Duitsland verblijvende arbeiders van Germaanse afkomst (Vlamingen, Noren, Denen, Nederlanders, Zwitsers). Dit waren de Germaansche SS-Stormbannen in het Rijk o.l.v. SS-Obersturmbannführer Max Kopischke. Bedoeling was het verspreiden van nationaal-socialistische propaganda onder de buitenlandse arbeiders, het verspreiden van de Grootgermaanse gedachte bij het Duits publiek door het optreden van buitenlandse SS-formaties in uniform, het steunen van de sociale aktie van het Deutsche Arbeidsfront (DAF) door het opnemen van al haar buitenlandse ‘Germaanse’ funktionarissen in de SS. De buitenlandse arbeiders, die tot deze Stormbannen toetraden, hebben dit deels uit overtuiging, deels echter ook uit materiële noodzaak, om niet te zeggen uit eigenbelang, gedaan. Volgens Jef François betekende die organisatie zoveel als niets. Het DAF heeft deze inmenging van de Alg. SS niet op prijs gesteld en zelfs gesaboteerd, in zoverre dat het de SS-wervers gedurende enige tijd verboden was de arbeidskampen van het DAF te betreden.
De Germaanse SS-Stormbannen in het Rijk waren ingedeeld in referaten. De 1ste Vlaamse referent was SS-Obersturmführer Jozef Van Acker. Met hem kwamen mee: SS-Untersturmführer Hendrik Heyman (Braunschweig), SS-Ustuf. Wim Fret (Düsseldorf) en SS-Ustuf. Gillis (Hamburg). Het was de bedoeling alle Duitsgezinden onder de Vlaamse arbeiders in Duitsland te verenigen in DeVlag-afdelingen, en uit dit reservoir vervolgens
| |
| |
de leden voor de SS-Stormbannen te rekruteren. Daar echter deze DeVlag-cellen grote uitbreiding namen en de SS-referenten er toch maar op neerkeken, werd eind '42 overgegaan tot de stichting van de DeVlag voor Vlamingen in het Rijk, met zetel te Düsseldorf.
Na het vertrek van J. Van Acker naar het Oostfront bleef zijn plaats als ‘Rijksreferent Vlaanderen’ een tijd onbezet, tot ze einde '43 door J. François werd waargenomen.
Tot in '44 bestonden er geen georganiseerde relaties tussen de Vlaamse SS-Stormbannen in het Rijk en de 1ste Standaard van de Alg. SS-Vl. De leden van deze Stormbannen werden niet erkend door de Alg. SS-Vl. Van begin '44 af werden de leden van de Stormbannen echter voortaan ingeschreven bij de eenheid van hun woonplaats in Duitsland én bij de eenheid van hun woonplaats in Vlaanderen. Hier werden zij dan beschouwd als ‘in het buitenland verblijvende effektieven’. Tot een goede verstandhouding kwam het nooit. Elke formatie keek op de andere neer. De Alg. SS-man in Vlaanderen werd op de duur als een soort politie-agent beschouwd, terwijl de SS-man uit de Stormbannen zich meer als een politiek georganiseerde SS-man beschouwde. Ook de verhouding tot de Waffen-SS was niet zeer hartelijk. Tegenover de Stormbannen werd steeds de nadruk erop gelegd, dat de Stormbannen met de Waffen-SS niets te maken hadden en dat toetreding tot de Stormbannen geenszins dienstname in de Waffen-SS betekende. Wel kwamen er wervers voor de Waffen-SS spreken.
| |
Geld maakt macht
Behalve door de BL-leden werd de werking van de Alg. SS-Vl. ook in belangrijke mate gefinancierd door de Germanische Leitstelle van het SS-Hauptamt te Berlijn. Maandelijks ontving de Alg. SS-Vl. aldus 50.000 RM (ongeveer 625.000 BF van toen, of een tiental miljoenen van nu). Geen onaardige som voor een organisatie, die volgens Duitse bronnen in juni '43 amper 962 aktieve leden (Alg. SS-Vl. + Vl. Korps) telde. Een aantal, dat tot het einde van de bezetting niet meer zou aangroeien. De 1ste juni '43 waren er ook nog 3.552 Beschermende Leden. De Alg. SS-Vl. had, tot op dat ogenblik, 1.088 mannen aan het front afgestaan (Waffen-SS, Vl. Legioen, NSKK).
| |
Nog maar eens een nieuwe leider
In april '43 werd Tony Van Dijck, de broer van één van de leiders van de Hitlerjeugd-Vlaanderen, Wim Van Dijck, tot adjunkt van François aangesteld. De 9de november '43 werd Tony Van Dijck dan officieel Standaardleider van de Alg. SS, omdat François zgz. naar Berlijn moest om alle Vlaamse SS-Stormbannen in Duitsland te koördineren. Sedert de komst van Van Dijck was elk lid van de Alg. SS automatisch ook lid van de DeVlag. Volgens François is Lagrou echter altijd algemene leider van de Vl. SS gebleven en zijn er volgens hem vier Standaardleiders geweest, achtereenvolgens Lagrou, Van Hulse, François zelf en Tony Van Dijck. Van Dijck was naar de Waffen-SS vertrokken in april '41, nadat hij aanvankelijk omwille van een kwetsuur in september '40 op 18-jarige leeftijd was afgekeurd. ‘Na mijn periode aan het front heb ik de militaire school van de Waffen-SS doorlopen; ik was voorzien om de leiding van een eenheid aan het front te nemen gezien de 6 maanden opleiding in Bad Tölz. In allerlaatste instantie - ik stond al met pak en zak klaar om mij opnieuw bij het Legioen Vlaanderen te voegen - is er een telex van Brussel gekomen tegelijkertijd met het bevel van het SS-Hauptamt Berlijn dat Van Dijck naar Brussel diende te komen om er zich ter beschikking te stellen van Brigadeführer Jungclaus. Als ik daarop terugkijk, dan ben ik de mening toegedaan dat de Duitsers mij wilden gebruiken als een vlag om mee te zwaaien in de werving voor de Waffen-SS: een jonge kerel met reeds frontervaring, één van de eerste officieren van de Waffen-SS’.
Na zijn SS-huwelijk met een Duitse toneelactrice uit München deed Van Dijck een aanvraag om de Duitse nationaliteit te bekomen....
| |
Olifanten in een porceleinwinkel
Over de redenen van zijn aanstelling verklaarde Van Dijck in een gesprek dd. 16 april '76 dat de officieren van de Dienststelle Jungclaus, een dienst belast met de administratieve leiding van de SS in België en Noord-Frankrijk, ‘niet bepaald om hun kennis van de Belgische binnenlandse problematiek waren uitgezocht. Het waren olifanten in een porseleinwinkel. Maar zij deelden de lakens uit en
| |
| |
19
20
21
22
23
24
(19) Het SS-huwelijk van SS-Untersturmführer Theo Pasques te Gent. Bij zulk huwelijk mocht in geen geval de raszuiverheid aangetast worden. (20) Uit ‘Balming’ van 19 februari 1944, het uiterst Duitsgezind en extreem nationaalsocialistisch weekblad van de DeVlag. Verscheen van 18 april 1943 tot 2 september 1944. (21) Tony Van Dijck, hét voorbeeld van de Vlaamse Germaan, op nauwelijks 22-jarige leeftijd de laatste Standaardleider van de Germaanse SS-Vlaanderen. (22) 22 november 1942, op de Vrijdagmarkt te Gent, bij de marsj van de Germaanse SS-Vlaanderen door de stad. SS-Obersturmführer Jef François, Standaardleider (in de rug) begroet er links SS-Oberscharführer Frans Packet, SS-Stormbanleider van Antwerpen en rechts Untersturmführer Gust Schollen. Schollen zal enkele dagen later, de 4de december 1942, te Brussel worden doodgeschoten, zeer waarschijnlijk in de plaats van Robert Verbelen. (23) Tony Van Dijck houdt de gelegenheidstoespraak bij de August Schollen-herdenking de 5de december 1943. (24) Een grafmonument, waarop Vlaanderen ontbreekt.
| |
| |
gingen aan François zeggen hoe het moest. (...) Een andere reden was dat de diensttaal tussen de Alg. SS-Vl. en de Dienststelle van Jungclaus Duits was. Jef François is de eerste die erop stond dat de Duitsers, die hier waren, met hem Nederlands spraken. Hij vreesde dat Vlaanderen in hetzelfde euvel zou vervallen als anno 1830. François heeft aan al zijn eenheden een nota geschreven waarin hij hen opvorderde met de Duitsers enkel nog in het Nederlands te korresponderen. (...) Na de vele wrijvingen besloten ze François door mij te vervangen: ik was hun geknipte persoon, ik had de militaire school gedaan, jong, gedisciplineerd.’
François had inderdaad laten blijken, dat hij het moeilijk kon slikken, dat de Duitse SS in België de Vlamingen als ondergeschikten beschouwde en geen gevoel voor Vlaamse zienswijzen had. Bovendien had Van de Wiele in een brief aan Berger gesteld, dat François geen leiderskwaliteiten had. Dit alles heeft bijgedragen tot de verwijdering van François en zijn vervanging door Van Dijck, die - nog geen 22 jaar - volgens zijn eigen verklaringen beter te manoeuvreren was en tuchtvol in het Duitse gareel liep.
| |
‘Als één man naar de Waffen-SS’
De ‘thuisfronters’ werden volgens Van Dijck als lafaards beschouwd. ‘We lieten dat ook blijken’. Tot SS-Obersturmführer François volgens ‘De SS-Man’ van 20 maart '43 ter gelegenheid van een manifestatie te Antwerpen de 14de maart '43 onverwacht op het podium verscheen, en ook tot de aanwezige Brigadeführer Jungclaus volgende mededeling deed: ‘Als stoottroep van het Nationaalsocialisme, als trouwste soldaten van den Führer in Vlaanderen, daaruit de uiterste konsekwentie trekkend en aanvaardend, meldt de eerste Standaard der Germaansche SS in Vlaanderen zich gesloten als EEN MAN voor de Wapen-SS en het Vrijwilligerslegioen Vlaanderen’. Daarop ‘barstte de geheele zaal in luide toejuichingen los. (...) Nadien werd overgegaan tot het vrijwillig invullen der verplichtingsformulieren voor de Wapen-SS. Alle SS en FK-mannen hebben onderteekend.’ De versie van Van Dijck is enigszins anders. Volgens hem hebben ‘al die mannen, op een paar tientallen uitzonderingen na die dan aan de deur werden gezet, (...) op het vaandel gezworen dat ze naar de Waffen-SS zouden gaan. Maar wanneer het erop aankwam dat in de daad om te zetten, dan waren er een deel ziek, enz...’ François had trouwens niemand van zijn manschappen terzake geraadpleegd.
Toen Van Dijck ‘de zaak van François overnam’ waren er volgens hem nog 800 aktieve leden van de Vlaamse SS in Vlaanderen aanwezig. In september '44 waren er volgens Van Dijck nog 700. In die tussentijd waren er zo'n 100-tal daadwerkelijk naar de Waffen-SS vertrokken.
| |
De Nieuwe Wanorde
De leden van de Alg. SS waren, net zoals de andere kollaborateursgroepen, vaak het slachtoffer van aanslagen door het verzet. Deze akties werden uiteraard talrijker naar het eind van de bezetting toe. Hoewel de SS-ers, o.m. door het geheime Standaardbevel nr. 7 dd. 21 januari '43, verbod kregen na aanslagen op eigen houtje weerwraak te nemen, beperkte de Alg. SS zich toch niet tot een louter passieve houding. SS-Wachtbrigaden waren betrokken bij een groot aantal bedreigingen, aanhoudingen, razzia's, plunderingen, enz. De Alg. SS verleende in deze omstandigheden vaak hulp aan de SD en aan het beruchte Veiligheidskorps van de DeVlag (zie aldaar). De Alg. SS was trouwens sedert augustus '43 officieel de militie van de DeVlag-partij geworden. Volgens Van Dijck had hij zich als leider van de Alg. SS, na een onderhoud met Van de Wiele, ermee akkoord verklaard dat ieder lid van de Alg. SS-Vl. automatisch ook lid van het Veiligheidskorps o.l.v. Robert Verbelen werd. (Zie in volgend boekdeel: De Kollaboratie 2).
De Alg. SS-Vl. kon op de duur moeilijk anders, nog steeds volgens Van Dijck, dan zelf tot akties overgaan. ‘Feit is, dat wanneer een SS-man slachtoffer was geworden van een aanslag, de diensten van von Falkenhausen daar eerder met slaapogen aan begonnen. Vermits wij als SS-Vl. geen politionele opdracht hadden, lag het aanvankelijk niet in onze bedoeling vergeldingsaanslagen te beramen en uit te voeren, afgezien van de onafhankelijke optredens van Verbelen, die wel samenwerkte met de SD, maar de aanvallen werden alsmaar driester en talrijker. In mijn bureau werd ik gekonfronteerd met de smart en de verbittering van de familieleden van de neergekogelde kollaborateurs. Op mijn bureau hebben zich zeer heftige tonelen afge- | |
| |
speeld, familieleden zowel van de Zwarte Brigade of van de SS - dat was voor ons geen onderscheid als het ging om slachtoffers van een aanslag’.
| |
Zelfs Jungclaus wordt door de SS afgetroefd.
Bij de begrafenis van neergeschoten SS-mannen ontstonden regelmatig incidenten. Dit was o.m. het geval de 8ste december 1942 bij de begrafenis van August Schollen, toen op een bepaald ogenblik de SS-ordedienst van de omstaande Brusselse bevolking eiste dat deze het hoofd zou ontbloten. Sommigen weigerden en kregen een pak slaag op straat. Volgens Van Dijck zou zelfs Jungclaus, die in burger stond te kijken, slaag gekregen hebben, omdat hij niet vlug genoeg het hoofd kon ontbloten.
De 8ste maart '43 werden te Brussel voorbijgangers, die weigerden het lijk van de door het verzet neergeschoten DeVlag-vooraanstaande en medeeigenaar van de Drukkerij-Uitgeverij Steenlandt, Jan Acke, te groeten, door SS-mannen, die de erehaag vormden, aangevallen; mannen werd het hoofddeksel van het hoofd gerukt, en een student werd achtervolgd door 4 gewapende SS-mannen. Baron Robert Goffinet, ordonnansofficier van Prins Karel, trachtte hen tegen te houden, maar werd overgebracht naar de lokalen van de Gestapo op de Louizalaan, doch na ondervraging vrijgelaten.
Lambert Soors was de 23ste mei '44 in de buurt van Neeroeteren door twee mannen doodgeschoten. Hij was vader van zes kinderen. Een zoon was vrijwilliger aan het Oostfront. Zelf was hij aangesloten bij de DeVlag, terwijl zijn broer, een VNV-er, burgemeester van Neeroeteren was.
Tijdens de lijkdienst van Lambert Soors te Neeroeteren de 27ste mei '44 hield Hendrik Morael, Stormbanleider van de Alg. SS-Vl. en kommandant van de Wachtbrigade van de Alg. SS-Sint-Truiden, met enkelen van zijn groep in een dorp vijf personen aan en bracht hen naar het kerkplein. Daar werden de vijf vreselijk toegetakeld, moesten van 11 tot 13u. op hun knieën zitten met de armen in de hoogte, werden in een gracht gegooid en door het slijk getrokken, vervolgens tegen een muur geplaatst en door leden van de groep Morael met het hoofd tegen de muur geslagen. De Feldgendarmerie kwam aan de folteringen een einde maken en stelde de vijf personen in vrijheid. Morael werd op de Feldkommandantur te Hasselt ter verantwoording geroepen, doch werd niet verder verontrust. Deze Morael en zijn manschappen schreven nog een groot aantal andere mishandelingen, razzia's, ook plunderingen, op hun aktief. Door hun toedoen belandden ook enkele tientallen personen in koncentratiekampen, van waaruit slechts een gedeelte terugkeerde.
| |
Bedreigingen, folteringen, moorden en plunderingen t' allen kante
De groep Morael was binnen de Alg. SS-Vl. beslist geen uitzondering. De 12de december '42 ging bijv. te Antwerpen een aantal leden van de plaatselijke Stormban over tot vandalenstreken in verscheidene inrichtingen van de stationswijk, waar de inboedel kort en klein werd geslagen. In de danszaal ‘Maxim’ sprong de leider van Stormban Antwerpen, Untersturmführer François Packet, bovendien op het podium en riep dat elke persoon, die tijdens het eerstvolgend halfuur de zaal zou trachten te verlaten, zou neergekogeld worden. De 2de februari '43 kwam een bom tot ontploffing vlakbij de woning van de weduwe van de vroegere Stormbanleider Schollen. Een groep SS-ers ging daarop naar de woning van schepen Eric Sasse en schoot deze neer. Midden juli '44 verliet adjunktpolitiekommissaris Migem zijn woning om een paar flessen melk te gaan halen in een nabijgelegen zuivelwinkel. Migem was belast met het aanleggen van dokumentatie over incivieken. Hij werd door leden van de SS-Stormban ontvoerd, naar de lokalen van de Alg. SS overgebracht, daar in een kelder met een loden buis afgetroefd en door Jozef Bachot met twee revolverschoten afgemaakt.
Einde augustus en begin september '44 werden tientallen personen door de Alg. SS aangehouden en in de kelders van de Dienststelle in de Quellinstraat te Antwerpen opgesloten. Onder hen een vrouw, Helena Boonen, die Jozef Bachot, Oswald Pulinckx en Gaston Koeken kende, omdat deze in haar buurt woonden. Ook bevond zich onder de aangehoudenen het bejaarde Joodse echtpaar Blanes-Reiss, bij wie leden van de Alg. SS een belangrijke geldsom en juwelen hadden gestolen. De getuigenis van deze personen zou voor de SS-ers erg bezwarend zijn geweest bij de bevrijding, die over weinige dagen onvermijdelijk werd geacht.
| |
| |
De 3de september '44 werden voormelde personen uit de kelders gehaald en door Packet, Alfred Van Malderen en Trappers naar een afgelegen plek in de buurt van de firma Stocatra gebracht. Daar werden ze met mitraillette-salvo's door Van Malderen neergeschoten. Blanes was op slag dood, zijn echtgenote overleefde uiteindelijk, terwijl de zwaar gekwetste Helena Boonen enkele dagen later in een ziekenhuis overleed.
De Antwerpse SS-ers waren ook altijd present bij de grote razzia's tegen het verzet, zowat overal in het land (zie aldaar). Naast de groep-Sint-Truiden was er in Limburg ook nog een groep Neerpelt. Bij de evacuatie naar Duitsland in september '44 ontvreemdden leden van deze groep met geweld en bedreigingen verscheidene auto's, vrachtwagens en autobussen. Bovendien verplichtten zij zes eigenaars of chauffeurs van deze voertuigen hen tot in Duitsland te vergezellen.
| |
Geen politiek meer, maar vechten...
Volgens Van Dijck vervulde de Alg. SS-Vl. in het Vlaamse bezette gebied van België ‘een paramilitaire opdracht. Van zodra dit gebied ontruimd was, had de SS-Vl. geen reden van bestaan meer. (...) De Duitsers stelden het niet op prijs dat anno '44 een formatie Vlaamse Algemene SS in Duitsland een politieke aktiviteit zou komen ontplooien. De Duitse Algemene SS bestond enkel nog uit enkele administratieve bureaus’.
Op de Lüneburgerheide heeft Van Dijck hoop en al 200 van zijn mannen teruggevonden, wie hij het bevel gaf zich aan te sluiten bij de Waffen-SS, waartoe ze zich voorheen al principieel hadden verbonden. Eens in Duitsland stelde Tony Van Dijck een uitvoerig verslag op voor Reichsführer-SS Himmler met kopie voor de chef van het SS-Hauptamt Berger en het hoofd van de Sicherheitspolizei Kaltenbrunner. Hierin beschuldigde Van Dijck Jungclaus ervan dat deze de waarborgen, die hij Van de Wiele en Van Dijck zelf had gegeven inzake de beveiliging van de kollaboratie-gezinnen bij de evacuatie van de Duitse troepen en de komst van de geallieerden niet had nageleefd. Volgens Van Dijck was Jungclaus schromelijk tekort gekomen aan hetgeen hij had beloofd, nl. deze gezinnen tijdig naar Duitsland te doen overbrengen. Daardoor vielen kollaboratie-gezinnen bij de bevrijding ten prooi aan de volkswoede. Een paar dagen alvorens de geallieerden Brussel bezetten stonden nog honderden uit Oost- en West-Vlaanderen gevluchte vrouwen en kinderen van kollaborateurs in het Noordstation vergeefs op een reddende trein te wachten. Op het laatste ogenblik werden zij nog met noodvervoer weggebracht. Maar Jungclaus had toen al verscheidene dagen te voren met zijn stafofficieren Brussel verlaten en zich in Duitsland in - voorlopige - veiligheid gebracht.
Volgens Van Dijck werd Jungclaus tengevolge van dit en wellicht nog andere verslagen gedegradeerd en naar het Oostfront gezonden.
Ten tijde van de Landsleiding werd Van Dijck adjunkt van Van de Wiele. De toen 22-jarige Van Dijck was op dat ogenblik Obersturmführer (luitenant) in de Waffen-SS en Standaardleider (te vergelijken met kolonel) in de Alg. SS.
Vele. SS-ers wisten blijkbaar van geen ophouden. Zij kwamen o.m. in het Jagdverband 502 en in het Polizeibataljon terecht (zie aldaar).
Al met al heeft de Alg. SS-Vlaanderen, in weerwil van haar vrij gering ledenaantal, een belangrijke politieke rol in Vlaanderen gespeeld. Door haar optreden heeft zij het VNV tot politieke en militaire kollaboratie gestimuleerd. Wel is zij nooit erin geslaagd het VNV onder kontrole te krijgen of te ondermijnen. Maar hiervoor had het Duitse SS een andere pion klaar: de Deutsch-Vlämische Arbeitsgemeinschaft, de DeVlag (zie volgend boek). |
|