historicus is. Hem en zijn medewerkers betuigen wij hierbij onze dank, omdat zij ons zo lang hebben willen gedogen, ook al bleven vele dossiers voor ons gesloten, zoals die over de ekonomische kollaboratie, om er maar één te noemen.
Bij de Dienst voor Oorlogsslachtoffers van ons Ministerie voor Volksgezondheid deed men het realistisch en efficiënt: hier zijn onze dossiers.
Schaarse enkelingen stonden ons geheel of gedeeltelijk hun privé-archief af. Ook zij wezen hiervoor geloofd.
Wat wij vroeger in België niet kregen, ontvingen wij zelfs via de post van onze vroegere bezetter. Onze ‘goeie vrienden uit het Oosten’ hebben sommige Vlamingen niet alleen tot tweemaal toe de zelfstandigheid voorgespiegeld, maar ons ook hele omslagen fotokopieën van oorspronkelijke dokumenten toegestuurd, waarmee zij hun beste maats in Vlaanderen en Wallonië trouwens nog eens in een lastig parket hebben gebracht.
Ten slotte waren niet alle rechtstreekse getuigen bereid hun kennis en hun argumenten zelf naar voor te brengen, maar toch vonden wij menige Vlaming en Waal bereid een waardevol getuigenis af te leggen.
Voor onderhavig boek, dat de eerste reeks van 17 TV-programma's begeleidt, hebben wij gemeend de titel ‘De Nieuwe Orde’ te moeten kiezen. Wij willen het inderdaad later niet alleen hebben over de kollaboratie, die men bij de repressie heeft vervolgd. Dat zou een al te gemakkelijke oplossing zijn. Want de autoritaire opvattingen waren niet alleen te vinden bij de uitgesproken kollaboratiebewegingen, maar ook, zij het in verschillende mate, bij de gevestigde kringen. Vandaar dat wij in dit boek en in de eerste reeks TV-programma's niet alleen de toekomstige kollaboratie-bewegingen nagaan, maar ook hoe de gevestigde kringen zich hebben voorbereid op de komende Nieuwe Orde en op hetgeen toen het einde van de demokratie leek. Vervolgens hoe die gevestigde kringen tijdens de oorlog, gebruikmakend van de afwezigheid van parlement, regering en vakbonden, hun vooroorlogse autoritaire plannen meenden te kunnen uitwerken.
Toen echter bleek, dat Engeland niet door de knieën ging en toch geen vredesverdrag tussen België en nazi-Duitsland tot stand kwam, trokken zij zich tijdig in hun veilige schelp terug en bereidden zij, nog steeds in autoritaire zin, voor hoe België er na de oorlog moest uitzien.
Aldus begeven wij ons op weg naar de kollaboratie, die in twee volgende boeken en twee volgende reeksen TV-programma's zal onderzocht worden.
Maurice De Wilde
In de eerste en tweede druk van dit boek werd op bladzijde 28 volgende tekst gepubliceerd:
‘Zo zou Frantz Van Dorpe, lid van de Verdinaso-leiding, bedrijvig in de Kortrijkse textielsektor en tot december '39 vertegenwoordiger van I.G. Farben in België, in die periode massa's textiel uit de Verenigde Staten aan Duitsland hebben doorverkocht, en daarmee veel geld hebben verdiend.’
Dit mocht de auteur ten minste vernemen tijdens een voorbereidend interview met enkele Dinaso-militanten en -sympathisanten, die tijdens de oorlog in het Vlaams Legioen zijn getreden en die dus een heel andere weg zijn gegaan dan Frantz Van Dorpe, die midden 1941 tot het verzet is toegetreden. Hun verklaringen worden door Frantz Van Dorpe ten stelligste ontkend. Volgens hem heeft hij noch vóór, noch tijdens, noch na de mobilisatie-periode ooit enige invoer van textielwaren uit de Verenigde Staten of om het even welk ander land verricht. Wat de door hem in die perioden verrichte uitvoer van in België vervaardigde textielwaren naar Duitsland en andere landen betreft, verklaarde Frantz Van Dorpe ons, dat hij steeds de bepalingen van de in maart 1940 te Parijs ondertekende akkoorden ter regeling van de uitvoer naar oorlogvoerende landen en de voorschriften van de Belgische overheid ter zake heeft nageleefd.