Hoe de abt en Pontius van Jeruzalem naar Rome trokken, vanuit daar terugkeerden en hoe zij Helias vonden
Toen de abt en Pontius hun doop hadden hernieuwd in Rome, keerden zij terug naar hun land. Terwijl zij op weg waren, wilde God dat zij zouden verdwalen. Zij liepen door een wildernis waar ze de weg niet wisten. Na veel reizen kwamen ze bij het kasteel dat Helias had laten bouwen. Pontius zei: ‘Kijk! We zijn in ons land!’ De abt zei: ‘Ik denk dat wij daar nog vér vandaan zijn.’ Maar Pontius zei: ‘Heer, dan lijkt dit slot hier wel enorm op dat van Bouillon!’
De nacht viel na deze woorden en zij gingen naar een herberg in een dorp nabij het kasteel. Daar vroegen ze de pastoor van het dorp in welk land ze waren. De pastoor antwoordde: ‘U bent de grote wouden van de Ardennen gepasseerd en bent nu gekomen bij het slot van Bouillon.’
Daarop vroeg de abt: ‘Hoe kan dat dan? Wij komen uit het land dat u noemt, maar we zijn nog vele mijlen daar vandaan.’
‘Dat is waar,’ zei de pastoor. ‘Ik ben in het land geweest waarvan u spreekt. Dit slot is Bouillon genoemd, dankzij Helias, de zoon van koning Oriant. Hij voer naar Nijmegen, voortgetrokken door een zwaan. Daar won hij van de graaf van Frankenborch, waarna de keizer hem de hertogin van Bouillon als vrouw gaf, waarvan u zojuist sprak. Met haar was hij omtrent zeven jaren samen. Daarna keerde hij terug naar dit land, voortgetrokken door de zwaan. Na zijn terugkomst liet hij dit kasteel bouwen en noemde het Bouillon.’
Toen Pontius dit hoorde, wist hij dat hij eindelijk het nieuws had waarvoor hij was weggezonden. Hij dankte God. Hij vroeg de pastoor: ‘Heer, de koning en de koningin, waarvan u zegt dat het Helias' vader en moeder zijn, wonen die in dit kasteel?’
De pastoor zei: ‘Ja, want zij hadden hun zoon Helias zo zeer lief, dat zij hem Lillefoort hebben gegeven en hier zijn komen wonen.’
Pontius vroeg: ‘Is Helias dood?’
‘Nee,’ zei de pastoor, ‘Ik heb hem zes dagen geleden nog gezien. God heeft menig schoon wonder laten zien dankzij zijn gebeden. Hij is nu broeder geworden in het klooster dat zijn vader heeft laten bouwen. Daar dient hij God in boetedoening.’
Pontius loofde God voor alle berichten die hij heeft mogen horen en bleef de hele nacht blij.