De wonderlijke historie van de Zwaanridder die in Nijmegen aankwam
(2005)–Martijn Wijngaards– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 57]
| |
Hoe Koning Helias het slot bestormde waarin zijn grootmoeder Matabrune zich schuilhield en hoe hij haar liet verbrandenHelias was nog amper tot koning gekroond of hij ontbood 4000 voetboogschuttersGa naar eind13, 2000 speerruiters; het voetvolk niet meegerekend. Voorts waren er 500 graversGa naar eind14, vergezeld door 100 edele ridders. Zo trok hij van Lillefoort en belegde het slot Mambrandt. Hij bestormde het met zo veel geweld dat hij het won en innam. Koning Helias droeg iedereen op erop toe te zien dat de valse Matabrune niet zou ontsnappen. Dit hoorde die kwade vrouw en zij verschanste zich op de toren van het slot met wat gevolg. Zij verweerden zich met kracht, zij wilden haar beschermen en bevrijden, maar de koning drong de toren binnen. Daar vond hij Matabrune. Hij greep haar, wierp haar op de grond en zei: ‘Ai, bedriegelijke vrouw! Hoe hebt u mijn moeder kunnen verraden en hoe hebt u ons zoveel verdriet kunnen doen! Bij de eer van God en het bloed waarvan ik ben gekomen, u zult sterven door toedoen van mijn eigen handen!’
Matabrune wist niets te zeggen, behalve dat men haar naar haar zoon Oriant zou leiden. Maar Helias zei dat zij hem niet meer zou zien. Hij gaf haar in handen van zijn dienaren. Die zetten haar aan een staak, waar ze hout en stro onder legden om haar te verbranden. Dat was haar verdiende loon. Nu Matabrune zag dat ze moest sterven, overdacht ze haar zonden en ze kreeg berouw. Ze riep Helias en zei: ‘Mijn kind, ik smeek u om genade. Ik beken dat ik de dood heb verdiend, want ik heb uw moeder vals beschuldigd. Ik heb gezegd dat zij zeven honden had gekregen, maar zij baarde zeven kinderen. Vanwege mijn bedriegelijke wil liet ik ze wegzenden om ze te doden, maar God heeft hen behoed. Ook zei ik dat zij mij en koning Oriant had willen vergiftigen, iets dat nooit in haar was opgekomen. Voordat ik moet sterven vraag ik u mijn zonden te vergeven en ik bid dat God dat ook wil. Want ik sterf gewillig en vergeef u mijn dood.’
‘Ik vergeef u alles wat u mij hebt aangedaan,’ zei Helias. ‘Nochtans zult u sterven, vanwege de wet. Bid tot God dat Hij het u wil vergeven.’ Daarna werd het hout en de turf rondom Matabrune aangestoken. Aldus werd zij verbrand om haar misdaden.
Toen de berechting was gedaan, keerde de koning terug naar Lillefoort, waar hij met veel eerbetoon werd ontvangen. Hij gaf zijn moeder te kennen wat allemaal | |
[pagina 58]
| |
was gebeurd: ‘Mijn moeder, wees blij, want u bent gewroken. Matabrune heb ik laten verbranden om haar kwaad.’ Beatrijs zei: ‘Mijn beminde zoon, ik dank u zeer. Moge Jezus het haar vergeven.’
Hierna bleven zij allemaal bij elkaar in vrede en harmonie, waarmee het volk erg blij was. | |
[pagina 59]
| |
|